Terwijl vader op reis is (1999)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

VADER MISSEN (1)


Vorig jaar heb ik aangrijpende ogenblikken meegemaakt in het crematorium. Twee broers stonden aan het voeteneind van een kist. Terwijl die langzaam naar beneden daalde, namen ze afscheid van hem. Ze hielden elkaars hand vast en hun ogen waren rood van opkomende tranen. Vader was jong gestorven; hij had in zijn leven gevochten tegen de drank. De kinderen waren nog klein toen zijn moeder van hem scheidde. Voor het prentje hadden ze zoiets geschreven als: "Bedankt, vadertje; want je gaf ons het leven en je hebt zo fijn afscheid van ons genomen..." De laatste week hadden ze kunnen praten. De zoons hadden kunnen vertellen hoe boos zij waren geweest en ze hadden vaders onmacht en genegenheid gevoeld. Er heerste een diepe stilte in de aula. Iedereen besefte dat deze jonge mannen hun vader vaak hadden gemist. Hij was er niet geweest om van een biet een lampion te maken voor Sint Maarten. Niet bij hun eerste communie, of de uitslag van de Cito-toets. Niet toen ze naar de nieuwe school gingen, of bij het halen van het zwemdiploma; niet toen ze te laat thuis kwamen na de eerste fuif en iedereen ‘s anderendaags vroeg: "Wat zei jòuw vader ervan?". Niet bij de eerste rijles of dat mooie doelpunt. Hij was afwezig toen ze trouwden en kinderen kregen. Maar hij was er op twéé ogenblik geweest: toen hij hun het leven schonk en toen hij afscheid nam. Hij was een vader die er was in het begin en aan het eind, en intussen vooral node werd gemist.

VADER MISSEN (2)

Wolf Bierman was in de voormalige DDR een kritische en zeer populaire zanger. Zijn joodse vader stierf in de oorlog in Auschwitz. De kleine Wolf was net een jaar oud! In een televisie-interview werd hem gevraagd hoe hij z’n vaderloze jeugd had beleefd. Daarop gaf Wolf een onverwacht antwoord. "Niemand was meer aanwezig dan zijn vader." "Hoezo?", de interviewer was verbaasd. "Ik herinner me hoe ik als kind, vanaf dat ik lopen kon, elke ochtend de trappen van onze flat naar beneden liep. In de achtertuin stond een bolderwagen. Daarin lag elke morgen een teken van vader, een snoepje of pepermuntje, een veertje of plaatje... Blij holde ik naar boven om moeder te laten zien dat vader die nacht opnieuw voor mij een moeilijke tocht langs de sterren had gemaakt." Toen hij de snoepjes was ontgroeid, had moeder hem verteld over de idealen van vader; hoe hij droomde van een betere wereld.

GOD MISSEN

In het evangelie vertelt Jezus een verhaal over het menselijk leven. Hij zegt: het leven van een mens lijkt wel op een toestand waarin de baas niet thuis is. De heer des huizes is op reis. Wij lijken in een wereld te leven waarin God niet aanwezig is. En godgeklaagde wereld. En wereld waarin veel kinderen opgroeien, zonder lieve ouders die trots hun spel gadeslaan. Een wereld waarin veel kinderen van een of twee jaar ziek worden en sterven. Een wereld van oorlog, die soms gewonnen wordt door de slechtste. Een wereld van verwende mensen die ten koste van alles hun eigen welvaart ongebreideld laten groeien. Een wereld waarin Wolf opgroeide zonder vader omdat joden er niet mochten zijn. Een wereld zonder Vader.  
Maar voor Jezus is dat geen cynische wereld, niet een wereld die door een blind toeval wordt geregeerd. Nee, het is voor hem een toestand waarin de vader op reis is. Hij zal terugkomen. Zo goed als Hij er bij de schepping is geweest, zo goed zal Hij er aan het einde zijn. "En denk eraan, toen God weg ging heeft hij jou aangesteld om met jouw gave en in jouw omgeving God te zijn. Daar word je ooit op afgerekend!"

Dat is Jezus’wereldbeeld. God lijkt zo vaak de grote Afwezige, maar hij is er wel. Hij is op reis en intussen moeten wij hem samen vervangen, zoals Wolfs moeder deed. Dat besef kan het aanzien van de aarde vernieuwen. 

ALS MINOU VAN HUIS IS...

Lieve kinderen. Minou was een statige grijze poes. Ze gaf iedereen kopjes om geaaid te worden; en als iemand niet van poezen hield dan klom ze over boekenrek en piano en sprong onverwacht pardoes bij die op schoot, want Minou kon zich niet voorstellen dat iemand niet van haar hield. Toch waren die er. De familie Grizzie bijvoorbeeld. Grizzie was een grote vette huismuis. In vele holletjes en gangetjes door het hele huizenblok heen woonde hij met kinderen en neefjes en achterkleinkinderen en dochters. Ze waren allemaal bang voor Minou.
In de lente werd Minou verliefd op een kater. ‘s Avonds verliet ze de woning. Dat deed ze zo plechtig dat je kon denken dat ze naar de kerk ging. Maar ze ging niet naar de kerk; ze ging naar de dakgoot, naar Karel. De kindertjes van Grizzie waren verrukt. Als Minou weg was kwamen ze te voorschijn. Op tafel lagen veel kruimels. Ze klommen erheen en ze dansten op tafel, omdat Minou weg was. Maar de oude Grizzie greep naar zijn hart. "Kom terug! Dadelijk komt Minou weer." Je wist het nooit. Soms was ze vroeg, als Karel een ander vriendinnetje had. Soms kwam ze midden in de nacht of vroeg in de ochtend. Je wist het niet. "Zorg toch dat je in de buurt van je holletje blijft", riep de oude Grizzie. "Gedraag je zò dat Minou elk ogenblik kan terugkomen, anders ben je niet veilig." Hij had het nog niet gezegd of Minou stond in de donkere kier van de deur. Ze kneep haar ogen gemeens tot spleetjes en maakte zich klaar voor een grote sprong naar de tafel.
Lieve kinderen, dat zegt Jezus tegen de mensen. Gedraag je zo, dat je God elk ogenblik zou kunnen tegenkomen. Want Hij lijkt soms heel ver weg, maar houd er maar rekening mee dat Hij terug komt.
Vaders komen altijd weer thuis.