Beste vrienden,
Zijn jullie met jullie gedachten ook nog in de Hof van Olijven? Johannes heeft ons die laatste uren van Jezus zeer aanschouwelijk mee laten beleven. Ik weet niet hoe jullie dit passieverhaal innerlijk beleven. Maar ik vermoed dat ieder van ons op zijn eigen persoonlijke manier met Jezus mee leeft en mee lijdt: sommigen emotioneel en heel intensief, anderen misschien eerder nadenkend en vragend. Zo staan ook wij op één of andere manier nu allemaal nog in de Hof van Olijven, elk met zijn of haar eigen overwegingen over dit Passieverhaal.
Bij de evangelisten, de mensen die Jezus‘ levensverhaal hebben opgetekend, was dat trouwens ook niet anders. Ook zij stonden alleen maar in gedachten voor Jezus‘ kruis en probeerden zijn lijdensverhaal, elk op zijn eigen manier, te begrijpen en te verwoorden. Johannes bijvoorbeeld, die we daarnet hebben gehoord, heeft zijn evangelie pas als laatste in de rij neergeschreven. Hij legt het accent minder op het lichamelijke lijden van Jezus, maar veeleer op de vervulling van Gods plan. Bij Johannes is en blijft Jezus de soevereine vorst en koning. Daarom vertelt hij dat aardse einde van Jezus ook heel anders dan Markus en Mattheus. Bij deze laatsten zegt Jezus aan het kruis: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?“ – en bij Johannes staat op dezelfde plaats: „het is volbracht.“
Net zoals de evangelisten het leven en lijden van Jezus elk met hun eigen persoonlijk accent hebben verhaald, zo heeft waarschijnlijk ook ieder van ons een eigen persoonlijk aanvoelen van het passieverhaal, en ook van de persoon van Jezus zelf. Sommigen staan zeer dicht bij de woordelijke tekst en ook bij het geloof, en anderen misschien eerder afstandelijk en kritisch. Zeker zijn er ook die grote moeilijkheden ondervinden om dit passieverhaal in hun gemoed een plaats te geven. Zo zijn er, volgens sommige enquêtes, een aantal kerkgangers die vooral de goddelijkheid van Jezus en de zin van zijn lijden niet kunnen begrijpen. „God, ja – maar wat er zo allemaal in de Bijbel geschreven staat…“
En ik vermoed dat die uitspraak bij vele mensen niet alleen een wat oppervlakkige opmerking is, maar dat ze zich daar redelijke vragen bij stellen en soms ook over die vragen struikelen. We mogen niet vergeten dat diegenen die zich wat gedistantieerd tegenover het kruis opstellen doorgaans ook niet in meerderheid jonge mensen zijn; neen, de meest fervente twijfelaars zijn meestal oudere en oude mensen die in hun leven reeds veel hebben beleefd en meegemaakt. Misschien is het inderdaad wel zo dat iemand die in zijn leven veel tegenslag heeft gekend, meer met zijn geloof worstelt dan diegenen die tot dan toe relatief gemakkelijk door het leven zijn gegaan.
De bekende Joodse schrijver Elie Wiesel heeft als jonge man de Holocaust meegemaakt. Door die traumatische ervaring heeft hij het geloof aan God en aan de mensen bijna volledig verloren. Hij schrijft dat hij na de oorlog nog slechts één gevoel had – een gevoel van afwijzing en hevige woede.
Hij was razend kwaad op de Duitsers en op al hun medeplichtigen; hij was kwaad op de Paus, omdat Pius XII zich in zijn ogen te zeer in zwijgen had gehuld, en hij was woedend op de geallieerde regeringsleiders omdat die de rails die naar de concentratiekampen van Birkenau, Auschwitz en Theresienstadt voerden niet hadden gebombardeerd. En hij schrijft verder: „Waarom zou ik niet toegeven dat ik razend kwaad was op de God van Abraham, Isaac en Jacob? Hoe kon Hij zijn volk op zo’n moment, waarop we Hem zo nodig hadden, in de steek laten? Welke verklaring kan er worden gegeven voor de dood van een miljoen joodse kinderen? Hoe is dat te rechtvaardigen? Waarschijnlijk heeft niemand van ons een dergelijk groot leed ervaren. Maar toch zijn er velen die op een andere manier hard door het leven zijn behandeld – zij het door ziekte, door verlies of door kapotgeslagen hoop.
Vanzelfsprekend zijn er ook diegenen die zich goed in anderen kunnen inleven en die ook actief met die anderen mee kunnen lijden. Met mensen die zich dikwijls ook, net zoals Elie Wiesel, innerlijk een heel stuk van God hebben verwijderd.
Elie Wiesel heeft zijn geloof tot op de dag van vandaag nog niet teruggevonden. En toch schrijft hij dat hij altijd weer een groot verlangen voelt om te bidden en om religieuze liederen te zingen. Dat hij er veel zou voor geven om nog één keer Sabbat te kunnen vieren zoals hij dat in zijn kindertijd deed. Maar zowel zijn innerlijke als zijn uiterlijke thuis werden totaal vernietigd en voor hem kunnen we alleen maar hopen dat hij een nieuwe toegang tot Geloof en hoop kan vinden, dat hij zich met God kan verzoenen en dan ook terug de Sabbat kan vieren.
Die zelfde hoop moeten wij ook koesteren voor al die christenen die, hetzij door het noodlot of door heel gewone geloofstwijfels, innerlijk uit hun geloof zijn geëmigreerd. Dat ook zij, wanneer ze dat nodig hebben, hun religieuze thuis terug mogen vinden. Misschien horen ook wij tot diegenen die vele vragen met zich meedragen en daarom maar aarzelend kunnen geloven. Maar om het even: of we nu aarzelend of volmondig geloven, het is goed dat wij, als goede rentmeesters, die religieuze thuis onderhouden en koesteren om aan al diegenen die er terug naar verlangen, een thuiskomst mogelijk te maken.
Herinner u: ook de leerlingen hadden door de kruisiging van jezus hun Thuis verloren. Hun meester, hun geestelijke houvast en mentor was dood.
Daarom vluchtten ze verward, angstig en verloren alle richtingen uit, verscholen zich om aan het gevaar te ontsnappen, om zelf ook niet aangehouden en vermoord te worden. Alleen de leerling die Jezus lief had, zo vertelt Johannes ons, stond nog tot het einde onder het kruis. Hij was diegene die volhield, die nog kracht en hoop kon opbrengen en daarom ook verantwoordelijkheid moest opnemen.
Zeker in een tijd waarin geloven voor vele mensen zwaar valt (of zwaar kan vallen), kan een dergelijke vervangersoplossing belangrijk zijn. Wie nog kracht heeft kan het huis warmhouden en de deur open laten, zodat anderen kunnen terugkeren of mee gedragen worden.
De begrippen dragen, meedragen en ook verdragen hebben allemaal met tolerantie te doen. Een tolerante kerk kan openstaan voor mensen die zich op zeer uiteenlopende afstanden van het kruis bevinden. Sommigen staan emotioneel vlakbij, zoals de leerling die Jezus liefhad. Anderen zijn gevlucht en bevinden zich soms op grote afstand, net zoals de apostelen. Wanneer de Verrezene deze leerlingen later terug ontmoet maakt Hij hen geen verwijt maar aanvaardt hen zoals ze zijn. Want nu zijn ze terug in staat om zich om Hem heen te verzamelen en gemeenschap te vormen.
Misschien kunnen ook wij nog meer leren om elkaar in onze verscheidenheid te accepteren en ruimte te geven. Samen kunnen we dan gemakkelijker luisteren naar wat Jezus ons, in onze tijd te zeggen heeft. Samen kunnen we ons tot de verbindende Geest van Jezus richten. Hij beroert ons innerlijk en houdt ons bij elkaar. Samen kunnen we ons dan ook door ons geloof laten dragen, dat geloof dat over de dood heen tot een nieuw en een eeuwig leven leidt. Amen.