Rekenschap geven (2016)

Eindhovense StudentenKapel 13 maart 2016

Lezingen (5e zondag van de vastentijd volgens het oekumenisch leesrooster):

  • Jes 58,6-10
  • Lucas 20,9-19

Rekenschap geven

De parabel van Lucas

Dit is geen leuke tekst! Hij past ook in de confrontatie van Jezus met de leiders van het volk in de laatste week, na de intocht in Jeruzalem. Na de intocht gaat Jezus naar de tempel en jaagt de verkopers eruit. De vraag is dan: “Met welk recht doe je dit?” Daarop geeft de parabel een antwoord.

Het verhaal gebruikt beelden uit het dagelijks leven van toen. Er waren veel wijngaarden in het land. Denk maar aan het verhaal van de verkenners van het beloofde land in het boek Numeri (13), die een tros druiven meebrachten die ze met z'n tweeën moesten dragen. In Jesaja (5) vinden we ook het lied van de wijngaard van God, waarmee Israël bedoeld wordt. Maar het gaat fout met die wijngaard en hij wordt vernield.

In deze parabel staat niet de wijngaard centraal, maar de pachters, de arbeiders. Hier zit ook een concrete historische situatie achter: veel wijngaarden in Israël waren eigendom van buitenlanders, vooral Romeinen. Zij waren alleen geïnteresseerd in de opbrengst van de wijngaard. Het gebeurde regelmatig dat de arbeiders probeerden de wijngaard in te pikken en de vreemde eigenaars eruit te zetten. Dat liep vaak verkeerd af. Dit verhaal was dus niet vreemd voor de toehoorders van Jezus. Ze begrepen ook meteen de waarschuwing: de wijngaard (het Rijk Gods) kan God aan anderen geven. De leiders van het volk hebben het ook meteen begrepen. Wie die anderen zijn is minder duidelijk en kan door de toehoorders ingevuld worden. Lucas heeft daarbij zeker gedacht aan de christenen uit het 'heidendom', Griekse en Romeinse, en wellicht ook aan de 'armen', die in zijn evangelie voorop staan in de aandacht.

De evangelisten hebben het verhaal zo verteld, dat je er duidelijk de geschiedenis van God met Israël in kunt zien, met als hoogtepunt de dood van Jezus, 'de geliefde zoon', die buiten de wijngaard (buiten de stad) gedood wordt.

Opvallend is de uitspraak van 'de mensen': “Dat nooit!”. Is dit een keerpunt in de houding van de mensen tegenover Jezus? Bij de intocht waren ze nog enthousiast. Vinden ze dat hij nu toch te ver gaat? Uiteindelijk gaan ze aan de kant van de leiders staan die zich van Jezus willen ontdoen.

De evangelisten voegen aan de parabel nog een tekst toe uit Psalm 118: 'De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden'. Daarmee lopen ze vooruit op de opstanding. Lucas (en Matteüs) breiden deze uitspraak over de steen nog uit met enkele uitspraken die alleen te begrijpen zijn als je weet waar ze vandaan komen. Eerst een verwijzing naar Jesaja 8, waarin van Jahweh gezegd wordt dat hij voor Israël een heiligdom is maar ook een steen waaraan men zich stoot. De relatie met Hem is niet vrijblijvend en soms veeleisend. Daarna een verwijzing naar het visioen in het boek Daniël (2) waarin een steen het grote prachtige beeld verplettert dat symbool staat voor het rijk van Babel, zonder dat er een mensenhand aan te pas komt. God kan ooit hard toeslaan!

Gods wijngaard

Toch is het beeld van Gods wereld in de bijbel zeer positief. Het is opvallend hoe vaak het beeld van de wijngaard wordt gebruikt, naast dat van het paradijs in Genesis. In het land was er nochtans veel woestijn. De wereld van God is gericht op geluk en vreugde. Die overtuiging vinden we ook terug in het lied De Heer van de dans, dat we straks als slotlied zullen zingen: Gods werkelijkheid en handelen als een dans waartoe ieder uitgenodigd wordt. God wil wijn schenken, maar door toedoen van mensen is de wijn vaak zuur en stokt de dans. Echt vieren blijkt dikwijls moelijk voor mensen, vaak is het een vlucht. Mensen willen heersen, mensen zijn bang voor elkaar. Dat zien we op dit moment in de reacties op de stroom vluchtelingen die naar Europa komt.

Het leven komt steeds weer onder druk van stelsels van waarheden en regels, met name op het terrein van geloof en godsdienst. Dat was waar Jezus tegenin ging en waardoor hij in conflict kwam met schriftgeleerden die de waarheid in pacht hadden en priesters die de vieringen tot verplichte rituelen herleidden. Het veilig stellen van eigen positie en eigen profijt spelen daarbij dikwijls een rol. Die komen in de plaats van doel: wijn voor iedereen, vreugde en vrijheid voor mensen.

In de lezing uit Jesaja 58 hebben wij gehoord waar het eigenlijk om draait en wat het ware vasten is: “misdadige ketenen losmaken, de banden van het juk ontbinden, de verdrukten bevrijden, je brood delen met de hongerige, onderdak bieden aan armen zonder huis”. Dat laatste is wel zeer actueel en gaat duidelijk niet vanzelf.

Onze wijngaard

Het probleem is dat de eigenaar van de wijngaard afwezig is. Daardoor vergeten de arbeiders wat hun eigen positie is als pachters en beheerders en gaan ze zich opstellen als eigenaars. De eigenaar van de wereldwijngaard is afwezig, ver weg. We zien of ervaren God niet rechtstreeks en kunnen niet op hem rekenen om in de wereld te doen wat gedaan moet worden. We moeten het zelf doen, God doet het niet voor ons. Dat inzicht is in onze moderne tijd diep doorgedrongen en daarin herkennen wij ook ons eigen denken.

Het risico is dat we daardoor vergeten dat we slechts pachters zijn, geen eigenaars van deze wereld. Dat vergeten is sterk in onze westerse maatschappij. God is dood. Deze boodschap doordrenkt het westerse denken sinds Nietzsche. Ook de theologie heeft dit opgepakt, in de zestiger jaren van de vorige eeuw leidde dit zelfs tot een echte rage, maar ook recent stellen theologen en predikanten dit aan de orde. Uiteindelijk gaat het dan in feite om verwerping van het klassieke godsbeeld en het zoeken naar een nieuw manier om over God te spreken. In onze maatschappij gaat het nu echter verder; het hele speken over God wordt afgewezen en de hele werkelijkheid en het leven wordt gereduceerd tot de werkelijkheid die we zelf in handen hebben. Alles is economie. Dat wordt vaak op een zeer agressieve wijze gepredikt in boeken en in praatprogramma's op TV. Zo agressief dat je je afvraagt wat daar achter zit. Het leidt in ieder geval tot de tendens om werken uitsluitend in dienst te stellen van het eigen profijt en niet meer te zien als een dienst aan mens en maatschappij. In het bedrijfsleven gaat het vaak uitsluitend over de winst die gemaakt moet worden om de aandeelhouders tevreden te stellen, niet over de arbeiders, niet over het produceren van mooie en nuttige dingen en de echte behoeften van de consument. Wat de bankwereld betreft moet je het boek van Luijendijk over de Londense bankwereld maar lezen, op zoek naar de oorzaken van de bankencrisis.

Een maatschappij met deze mentaliteit moet wel in een crisis terechtkomen, niet alleen finantiëel, maar ook sociaal. Het leidt tot angst voor alles wat onbeheersbaar is, tot alles wat vreemd is. De relatie van het eigen leven en handelen tot het geheel van de werkelijkheid en tot de bron van wat wij zijn en hebben (wat wij God noemen) wordt uit het oog verloren. Daardoor gaat de relativering verloren. Daardoor gaat de zin verloren.

'Crisis' betekent 'oordeel' en wijst op de noodzaak tot omkeer. De crisis is de steen die de luchtkastelen en de machten die deze wereld beheersen doet wankelen en verplettert. Het moet anders: anders denken, anderen aan het roer. Het doel en de dienstbaarheid moeten weer voorop staan. Religie in de breedste zin van woord is daarvoor onontbeerlijk, de hoeksteen die eerder verworpen werd.

Wie zijn die anderen? Zijn die te vinden in onze westerse wereld? Of gaat de leiding van de wereld over in andere handen? Uit Azië bijvoorbeeld: China, India. Of uit Zuid-Amerika: Brazilië, Argentinië. Misschien zelfs uit Afrika. Dat nooit!? Of eerder: Wie weet?