Zondag Laetare (2008)

Inleiding  

'Laetare Jerusalem', 'Verheug u, Jeruzalem'. We hebben wat te vieren, we hebben iets om naar uit te zien, Iemand om naar uit te zien, het Licht van de wereld: Jezus. Zoals wij uitzien naar de lente, naar het licht en de warmte van de natuur, zo ziet de Kerk uit naar het opgaan van de zon van Gods liefde. Drie zondagen lang staan de lezingen in het teken van achtereenvolgens het water, het licht en het leven. Vorige week: het water in de ontmoeting van Jezus met de Samaritaanse vrouw bij de put van Jakob; vandaag: het licht in de genezing van de blindgeborene, die niet alleen het licht in zijn lichamelijke ogen ontving, maar ook in de ogen van zijn hart: "Ik geloof Heer." ... "En hij wierp zich voor Hem neer." En volgende week: de opwekking van Lazarus uit de dood. Jezus wekt Lazarus op uit de dood en geeft hem het leven terug. Maar ook wekt Hij het hart van Marta en Maria en "vele Joden, die naar Maria gekomen waren" (Joh 11,45), uit de dood van het ongeloof. Ze geloofden in Jezus als de verrijzenis en het leven.
Deze drie, water, licht en leven, zijn verwijzingen naar de liturgie van de doop. Water reinigt; licht doet zien; en samen: licht, water en het leven herscheppen zij het leven en wel op zulk een wijze, dat wij samen met de blinde vol trots kunnen zeggen: "Ik ben het." Dat ben ík die genezen is. Dan kunnen we allemaal zeggen wat Paulus tot de Efeziërs zegt: "Eens waart gij duisternis ...", eens was ik duisternis, nu ben ik licht door mijn gemeenschap met de Heer.
Vandaag worden wij door de Kerk uitgenodigd ons doopsel te vieren als een genezing van ons blinde hart. Dat wij gaan zien hoe God ons liefdevol aanziet, doordat de ogen van ons hart zijn opengegaan, en dat dit het begin is van een nooit eindigend zalig aanschouwen van God. Dat gaan wij nu vieren in de zegening van het water en de besprenkeling ermee

Homilie  

Deze zondag zouden we kunnen beschouwen als de zondag van het Licht, als voorbereiding op Pasen, het feest van het Licht. 'Lumen Christi'! ... 'Licht van Christus'! Licht, hoe belangrijk is het? Hoe belangrijk het is, besef je pas als je een tijdlang in het duister heb geleefd, wanneer je het licht hebt moeten ontberen, of wanneer je een nachtlang wakker hebt gelegen, wachtend en wakend, woelend van de zorgen en gedoemd tot nietsdoen, tot dat eindelijk het prille licht van de ochtend er is. Een nieuwe dag breekt aan, tijd om te kunnen werken, in de hoop op verandering, op verbetering, op een oplossing van een probleem, nieuwe kansen. En wie verlangt er niet naar de dagen dat het langer licht is? Wanneer er geen eind lijkt te komen aan de winter. Maar eens zal er lente zijn en dan zal alles licht zijn, met het eerste voorjaarsbriesje dat warm langs onze huid strijkt, met knoppen die openbloeien, met het waas van het eerste lentegroen aan struiken en bomen.

Licht. Hoe zouden wij kunnen leven zonder licht? Licht is zo belangrijk, zo elementair, dat God het als eerste schiep, direct nadat de hemel en de aarde er waren. Eerst was er duisternis en toen sprak God: "Er moet licht zijn! En er was licht (Gn 1,3). Zo is het ook met ieder van ons, zegt sint Paulus in de tweede lezing: "Eens waart gij duisternis, nu zijt ge licht." Dat is het ritme van schepping en herschepping, van de eerste en tweede schepping. Eigenlijk jammer dat wij de dagen rekenen van de ochtend tot de avond, van licht naar donker, als het ware uitstervend. Voor de bijbelse mens begint de dag op de avond ervoor, de vooravond, om dan verder door het donker heen naar het licht te lopen, uitbloeiend als het ware, in plaats van uitstervend. Dat is een tijdrekening die nog steeds gevolgd wordt in de joodse kalender, in de joodse godsdienst, en ook in de dagorde van de kloosters. Als er een feest wordt gevierd, dan begint dat bij de vespers aan de vooravond, en het gaat door naar het licht toe, naar de volgende dag. Dat is de juiste volgorde, want wij mensen zijn als bloemen die leven naar het licht toe, naar de dageraad en daarmee naar de toekomst, een toekomst van eeuwig licht. Daarmee vergeleken is het leven op de wereld een leven in de duisternis. Eén lange nacht, zo beleven we dat in de advent.

Maar hoe het leven op aarde is zonder Jezus, dat wordt ons vandaag door Jezus, die het Licht is van de wereld, duidelijk gemaakt aan de hand van die ontmoeting met een blindgeborene. Het woord zegt het al, hij was vanaf zijn geboorte blind. Dat is onvoorstelbaar voor wie kan zien. Hoe ziet de wereld er uit voor een blindgeborene? Alleen al die uitdrukking zou hij niet begrijpen, want de wereld ziet er niet uit voor iemand die niet kan zien. En hoe ziet de wereld er dan uit voor iemand die niet in God gelooft, die het licht van de wereld nooit heeft gezien? Dat is ook onvoorstelbaar voor mensen die van jongs af aan met het geloof zijn opgegroeid, wier bewustzijn van zichzelf en van de wereld en de mensen om zich heen als het ware is meegegroeid met het bewustzijn van Jezus. Hoe ziet de wereld eruit voor iemand die Jezus niet kent en hoe ziet de wereld eruit voor ons als wij Jezus buiten ons blikveld is geraakt? Voor zo iemand is de wereld alleen zichtbaar met het licht van de ogen en met het verstand, maar hij ziet de dingen niet met de ogen van het geloof en dan ontgaat hem de binnenkant. Hij ziet de buitenkant, maar hij ziet niet de binnenkant, de zin van dat alles. Hij zíet wel van alles, maar hij ziet er niets in. Het zegt hem niets, het doet hem niets, het heeft geen doel, geen richting, geen zingeving. Hij ziet alleen maar losse dingen en gebeurtenissen, hij ziet het geheel niet, de samenhang. Hij ziet de stukjes van de legpuzzel, maar de tekening, het schilderij, ontgaat hem. Hij is ziende blind, hij is als die blindgeborene, er is meer duisternis dan licht in hem en rondom hem. Dat zegt Paulus dan ook tot de christenen van Efese: "Eens waart gij duisternis, nu zijt gij licht en dat is door de gemeenschap met de Heer."

Wat doet zo iemand die het geheel niet kan zien? Die gaat zich verliezen in de details, in onderdeeltjes, die staart zich blind op van alles en nog wat. - Ik weet niet of dat wel echt kan: je blind staren, dat als je blijft staren je dan blind wordt; ze zeggen wel eens: niet staren, dat is slecht voor je ogen, - maar in elk geval: je ergens blind op staren is slecht voor je ziel, voor je geestelijke gezondheid, dan fixeer je je zo op een fragment van de werkelijkheid, dat door de sterke concentratie op dat ene punt de rest duister wordt en daardoor datgene wat je ziet, ook duister wordt. Want je ziet iets pas echt door ook de omgeving te zien van datgene wat je ziet. Bij alles wat je ziet, zie je de omgeving mee. Zonder die omgeving, blijft het ding op zich, de mens op zich, de mens zonder God, duister. Is dat niet de zin van het gebed, van de contemplatie? De dingen om je heen, de mensen om je heen, de gebeurtenissen die je overkomen in het groot en in het klein, proberen te zien in het geheel, in hun omgeving, in de liefde van God. Dán zie je de dingen pas echt. Het verstandslicht ziet de buitenkant, dat is analytisch, ontledend, ontbindend in delen. Maar het licht van de liefde is een warm licht en dat verbindt, dat geeft samenhang, eenheid, en vooral geeft het diepte aan, inhoud, geborgenheid.

Als mensen Jezus niet hebben leren kennen, als Jezus buiten hun blikveld is gevallen, dan gaan ze zich verslingeren aan idealen, aan idolen. Daar staren ze zich blind op. En dat komt neer op blindheid voor God. Godsblindheid! Doordat je Hem niet ziet, zie je alleen de buitenkant, de eigenschappen en je eigen gevoelens daarbij, maar je ziet niet het geheim achter de mensen en de dingen. Je zie niet het geheim van je medemens, die uit liefde is geschapen en vrij gekocht door het Bloed van Jezus. Van de heilige Ignatius van Loyola wordt gezegd, dat, als hij een ander mens ontmoette, er dan zo'n vreugde kwam in zijn ogen en in heel zijn gestalte, je zag hem gewoon blij worden. En was eens iemand die hem een beetje vrijmoedig daarnaar vroeg: 'Hoe komt het toch, dat als u een ander ontmoet er zo'n blijheid over u heen komt?' Hij antwoordde toen: 'Och, als ik iemand ontmoet, dan bewonder ik eerst de prijs van zijn ziel.'

Dat is eigenlijk wat we hier vieren. We gaan nu ons eigen leven, dat wat we zijn en wat we meemaken, zien in Jezus' omgeving, en niet alleen maar een zien, nee, we laten ons ook meenemen door Hem, die ons voorbijgaat. Hij neemt ons mee in zijn gang door het duister naar het nieuwe licht van Pasen, zodat ook wij in staat zijn, om door het duister heen het licht te zien in onze omgeving, in onze eigen wereld.