Deze man had God ervaren, zonder het te merken. Gods sterkende hand had hem gedragen en hij had het niet bemerkt. Eerst achteraf, toen hij terugblikte, zag hij dat in. Toen begreep hij dat God juist dan aanwezig is, als hij juist afwezig schijnt te zijn. God draagt de mens, als de mens zelf niet meer kan.
Deze ervaring moeten ook de drie apostelen gehad hebben, die met Jezus op de berg waren. Zij ontmoetten God op een ongehoorde wijze. Zij zien Jezus in een totaal nieuw licht, dat zijn werkelijk wezen openbaart. Hij is niet alleen een begaafd mens, niet alleen een profeet, Hij is de Zoon van God, die voor ons mensen en omwille van ons heil in deze wereld gekomen is. Zijn weg is niet de weg van een mens, zijn weg is de weg van God, is de weg van het kruis. Dat te zien en te ervaren maakt hen sprakeloos. Petrus wilde deze ervaring vasthouden, in zijn greep houden, zelf helpen uitbouwen. Nog nooit tevoren was God hem zo nabij geweest, nog nooit had hij Gods heerlijkheid zo met eigen ogen mogen zien. Maar God onttrekt zich weer aan hem, want God is niet te begrij¬pen. God laat zich niet vasthouden. God wil ervaren worden in het dagelijkse leven. God wil de weg van de mensen gaan door lijden en vreugde, door nood en dood. Petrus die dit ogenblik wil vasthouden, wil eigenlijk Jezus de weg versperren. De werkelijkheid is een werkelijkheid van lijden en verheerlijking. Jezus heeft ons niet verlost op de berg Tabor, maar op een andere berg, Golgota. De heerlijkheid van de Tabor, die Jezus doorstraalt, is een voorgift omdat Hij bereid is de weg van het lijden te gaan. Zo kunnen wij ook de vreugde van een godservaring niet vasthouden. Ook wij moeten telkens weer bergafwaarts gaan, naar de vallei van het lijden, wij moeten God leren zoeken in de donkerste hoeken van deze wereld, maar in ons hart mogen wij wel reeds iets meedragen van de heerlijkheid van Christus, namelijk de belofte dat, als wij nu het lijden en de onmacht van Jezus delen ten bate van de men¬sen, wij ook eens zullen delen in zijn heerlijkheid.
Na de dood van de secretaris-generaal van de UNO, Dag Hammerskjöld, vond men bij hem deze mooie aantekening: ‘God sterft niet op de dag, waarop wij niet langer geloven in een persoonlijke God, maar wij sterven op de dag, waarop ons leven niet langer doorstraald wordt van de heerlijkheid van Christus'...