1e zondag in de vasten A (2005)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 126 niet laden

Voordat Jezus zijn openbare leven begint,
gaat Hij veertig dagen op retraite.
Hij gaat de woestijn in
om zich op zijn roeping te bezinnen.

Vlak daarvoor is er Hem
aan de oever van de Jordaan
iets onvoorstelbaars overkomen.
Zó onvoorstelbaar dat Hij de behoefte voelt
om een tijd alleen te zijn.

Matteüs heeft die ervaring van Jezus
voor ons beschreven met deze woorden:
"En zie, daar opende zich de hemel voor Hem,
en Hij zag de Geest van God
als een duif neerdalen en op Hem neerkomen.
Er kwam een stem uit de hemel, die zei:
Dit is mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind."

Als zo iets groots je overkomt, als je plots beseft
dat je het geliefde kind van God bent,
dan heb je tijd nodig om dat te ver­werken.
Zo iets verandert héél je leven.
Daarom gaat Jezus de woestijn in.
Om in het reine te komen met de Geest van God.

Wij mogen hopen dat ons eigen bidden en zingen,
hier in deze kerk, krachtig genoeg is
om die Geest ook over ons te laten komen.
Om zelf allen kind van God te laten worden.

Wij mogen met Jezus mee, de woestijn in,
elk van ons op zijn eigen manier.
Wat staat er ons te wachten daar in die woestijn...?
Veertig dagen van bezinning...
Van orde op zaken stellen...
Om te zoeken naar het waarom van de dingen...
Om te zoeken naar Gods droom
voor de wereld waarin wij leven...
Om uit te zoeken wat nu eigenlijk
het allerbelangrijkste is in ons leven...

Wij krijgen de kans om zelf uit te maken
of wij werkelijk Gods volk willen zijn...
Maar wij zullen wel op de proef gesteld worden.
Zoals ook het volk Israël in de woestijn
op de proef werd gesteld, veertig jaar lang.
Zoals ook Jezus op de proef gesteld werd.

Vooraleer zelf kind van God te worden,
zullen wij eerst in het reine moeten komen
met drie bekoringen
in de fundamentele relaties van ons leven:
onze omgang met de materiële dingen,
onze omgang met de mensen
en onze omgang met God.

De éérste bekoring gaat over onze omgang
met de levensnoodzakelijke materiële dingen.
Onze zorg voor het materieel welzijn is goed.
Maar "de mens leeft niet van brood alleen!"
zegt Jezus.

Jezus weigert stenen in brood te veranderen.
Jezus ontkent niet de waarde
van het materiële brood.
Maar hij vindt het véél belangrijker
dat een mens leeft van het woord van God...
Ook als dit woord voor hem betekent
dat hij zijn leven op een kruis moet prijsgeven.

De tweede bekoring gaat over
het op de proef stellen van God
door van het dak van de tempel af te springen.
Resoluut wei­gert Jezus ook dit.
Hij heeft een andere opvatting
over zijn geborgen­heid in God.

Jezus wil God niet tot een mirakel dwingen.
Hij wil de mensen niet overrompelen
met buitengewone en spectaculaire demonstraties.
Jezus wil ge­woon goed zijn,
omdat God zelf een en al goed is.
Omdat God zelf vooral
goed wil zijn voor de mensen,
wil Jezus maaltijd houden met uitgestotenen.
Hij neemt het op voor armen en misdeelden.

Om zó Gods weerloze overmacht
en liefdevolle nabijheid te tonen
Om ons te laten zien
dat het leven enkel en alléén maar
om die weerloze, kwetsbare liefde draait.
Omdat juist die liefde
het laatste woord heeft in ons leven.

De derde bekoring gaat
om het uitoefenen van macht over anderen.
Ook dit weigert Jezus, even kordaat en beslist.
Hij wil Gods Rijk niet oprichten
met menselijke machtsmiddelen.
Hij verkiest een andere weg te gaan.

Hij wil zó leven dat God
op een "machteloze" wijze aan het licht komt.
Door zich in liefde kwetsbaar op te stellen...
Door mensen vrij te laten om Gods aanbod
al dan niet te accepteren...
Door nabijheid te realiseren in plaats van afstand...
Door het menszijn vanuit de binnenkant,
vanuit het hart op te tillen naar een hoger niveau...

Niet door het succes te zoeken,
maar door in lief­de de weg te gaan
die het dagelijkse leven ons voorlegt...
Zelfs als die weg ons leidt naar het kruis...

De drie bekoringen van het evangelie
roepen ons op om als christen te waken
over de fundamentele kwaliteit van onze relaties:
méér met God verbonden leven,
méér solidair met elkaar leven
en vrijer leven tegenover de materiële dingen
die ons worden gegund.

Dat is écht vasten, goede mensen:
méér danken, méér delen en méér dienen
dan wij vandaag nu al doen.