1e zondag van de veertigdagentijd A (2008)

Homilie

Bekoringen. Het verhaal in de tuin, Adam en Eva. Het gaat over de mens die alle kansen heeft om deze wereld Gods Koninkrijk te laten zijn en blijven. In gesprekken over geloof komt dit verhaal dikwijls naar voren. Mensen die zijn begonnen om met hun verstand het geloof te onderzoeken, hebben vaak moeite met dit verhaal. Dat komt omdat mensen dikwijls maar één van twee posities weten in te nemen. De eerste positie: "Dit verhaal is historisch waar, zo is het gebeurd. Klaar". Of de tweede positie: "Dit verhaal is symbolisch, het is een verzonnen verhaal waarmee ons iets wordt gezegd. Het gaat alleen om de betekenis achter het verhaal". En dat is jammer, want zowel de eerste als ook de tweede positie doet zo'n Bijbelverhaal onrecht.

Maar beide uitgangspunten hebben ook voor een deel gelijk. Inderdaad, zo concreet bemoeit God zich met mensen, tot in ons dagelijks leven. God bemoeit zich met goed en kwaad en geeft ons richtlijnen. En er is een tegenkracht voelbaar, een macht van kwaad die buiten en binnen de mens zijn listige leugens verspreid. In zoverre heeft positie één, gelijk, dit verhaal gaat over de werkelijkheid. En positie twee heeft ook gelijk, want de kracht van een verhaal is ook dat er méér bedoeling en betekenis in ligt dan alleen in een letterlijke verslag. Een wetenschappelijk verhaal over de evolutie kan ons nooit de betekenis en de bedoeling van de schepping duidelijk maken. Het gaat óók om de betekenis. Maar is het dan zo moeilijk om die twee posities bij elkaar te houden en dieper door te denken wat zowel het een als het ander voor uitzicht en inzicht biedt? Dit verhaal gaat ook over bekoringen, net als het Evangelie.

Bekoringen. Laatst hoorde ik iemand zeggen: 'Hoe kan Jezus nu bekoord worden? Hij is toch God?' Maar zou dit Evangelieverhaal dan slechts opvoedkundig bedoeld zijn, om ons aan te sporen, zonder dat Jezus dit echt heeft meegemaakt? Ik denk het niet. Jezus is mens geworden en heeft de bekoringen van ons menszijn ervaren.

Het verhaal over de tuin vertelt ons dat ooit door het mechanisme van de bekoring, die oorspronkelijke band met God is verbroken. En Jezus is juist gekomen om die band met God te herstellen. Hoe is die band verbroken? Het verhaal spreekt over bomen en vruchten, over kennis van goed en kwaad. Het was blijkbaar erg aantrekkelijk om naast het goede ook het kwade te kennen. Hoe en waar dat in onze evolutie heeft plaatsgevonden, in hoeveel tijd, in wat voor gebeurtenissen, is lastig te zeggen, het waren in ieder geval bekoringen waar wij als mensheid individueel en op een goed moment ook collectief aan toegaven. Zou Jezus, die ons de weg komt wijzen om die bekoringen te overwinnen, zelf niet gevoelig zijn geweest voor deze bekoringen. Hoe kun je ze overwinnen, wanneer ze je hart niet raken, zou dat wel een overwinning zijn?

Vandaag horen we de bekoringen zoals Matteüs ze beschrijft. Over die bekoringen is veel nagedacht. Als Matteüs er maar drie noemt, dan heeft dat ongetwijfeld een betekenis. Bedoelt hij dat Jezus in die periode van vasten slechts drie bekoringen hebben gehad, drie momenten; en was dat het? Of staan deze drie voor een hele serie, voor een oplopende bekoring vanaf het moment dat de honger zich deed voelen.

Jezus gaat in dit verhaal de weg naar de woestijn, waar het Volk van God veertig jaar doorheen had getrokken, dat waren veertig boetejaren, vanwege ongehoorzaamheid, vanwege ongeloof en opstandigheid, veertig jaar van boete waarin een hele generatie stierf, waarna pas de volgende generatie het land van belofte binnen kon trekken. De bekoringen waren daar in de woestijn met een gouden kalf. 'Dit is onze god', riepen ze, 'de god die ons heeft gered' en ze dansten en aanbaden het gouden kalf. In de woestijn ervaarden ze honger en dorst. Ze kwamen in opstand: dat minderwaardige voedsel, dat manna, we willen vlees. En ze kregen vlees, maar hun opstandigheid brak hen lelijk op.

In Nederland, Wassenaar, anno 2008, is onze woestijn een gouden woestijn, een woestijn waarin we worden overspoeld met overdaad, en toch een woestijn, omdat Gods Woord verdrukt raakt in een stortvloed van geluiden, woorden, reclame, muziek, een stortvloed, waardoor Gods Woord niet meer gehoord wordt. ... Soms komen mensen juist door die drukte ineens tot bezinning, juist omdat ze merken dat ze geen rust meer vinden. ... Maar het gebeurt ook dat mensen eerst in een crisis moeten raken, door wat voor tegenslagen ook, om gedwongen te worden tot rust en bezinning.

De Kerk biedt ons daarom juist elk jaar zo'n tijd om ruimte te maken voor God. En het vreemde is, voor die ruimte heb je zoiets als een woestijn nodig, een plaats waar de geluiden van de wereld niet binnendringen. Maar denk niet dat daarmee ook de bekoringen weg zijn. Het verhaal van de duivel, de verleider, de slang laat zien dat die ook in de woestijn zijn weg vindt.

Jezus leert ons in het Onze Vader bidden: "Leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade." Deze bede mag onze leidraad zijn in de veertigdagentijd. Niet vanuit de gedachte dat God ons probeert te verleiden tot het kwade, maar wel beseffend dat al het goede dat God ons geeft, door de boze gebruikt kan worden om ons tot kwaad te verleiden.

Leid ons niet in bekoring, dat mag ons aanzetten ook onszelf niet in bekoring te brengen. De een is voor dit gevoelig, de ander voor dit. Meer nog dan Oud en Nieuw is de veertigdagentijd een tijd van goede voornemens, van proberen, en dan bedoel ik niet alleen stoppen met roken, hoe zinvol ook, maar we kunnen in zoveel dingen onze zelfbeheersing weer eens oefenen, of dat nu gaat om spreken of werken, of juist om uitslapen of TV kijken of drank, of uitgaan, of het gebruik van Internet, of het bezig zijn met financiën. Het kan gaan om taalgebruik, pikante moppen, een agressieve toon of dominantie. Het kan gaan om ontwijkend gedrag waardoor we de lastige klussen aan anderen laten, en het gaat niet alleen om hoe we met elkaar omgaan, ook hoe we met God omgaan.

Jezus geeft altijd de eerste plaats aan God en dat is bij Hem nooit strijdig met andere belangen. Dat mogen we van Hem leren. God is in alles de kern, in zijn leven voor anderen, in zijn lijden, in zijn spreken, in zijn rusten. De veertigdagentijd mag ons herinneren aan soberheid, terughoudenheid en eenvoud, aan het bewustzijn dat dit leven op aarde maar tijdelijk is, dat welvaart niet het geluk bepaalt en dat er nog zoveel mensen op aarde zijn die leven in verdrukking, mensen die een gul gebaar hard nodig hebben. We mogen de bekoringen weer duidelijker gaan zien en ons oefenen in het weerstand bieden, steeds opnieuw. Ik wens u een genadevolle, genezende en bevrijdende, ruimhartige en bezinnende veertigdagentocht toe. Amen.

Begroeting

Van harte welkom, u hier in de kerk en allen die met ons meevieren via de kerkradio of het internet.
De veertigdagentijd is begonnen. Op deze eerste zondag gaan we met Jezus mee de woestijn in, om de bekoringen tegemoet te treden en te overwinnen.

Ik mag u uitnodigen te gaan staan bij de intrede.

Voorbede 

Bidden wij, één in geloof, tot onze hemelse Vader.

Bidden wij voor alle mensen wereldwijd die de veertigdagentijd zijn begonnen, bidden we dat allen erin slagen ruimte te maken om God te zoeken en krachtiger te worden in de keuzes voor Gods Koninkrijk. Laat ons bidden.

Bidden we voor onze wereld, ook voor hen die niet geloven, dat deze veertigdagentijd een impuls mag zijn om zich niet mee te laten slepen in de wedloop van bezit en status. Dat de ogen geopend worden om het mysterie van het leven te ontdekken. Laat ons bidden.

Bidden we voor onze parochies. Om kracht in deze vastentijd, om onthechting in veel aardse zaken, vrijheid in de dingen die ons teveel aan de wereld binden, ontvankelijkheid voor het mysterie van God in ons midden. Laat ons bidden.

Bidden we voor gezinnen, dat deze veertigdagentijd hen mag helpen de blik op Jezus te richten, om bewuster en met meer inzicht op weg te gaan naar Pasen, het feest van leven door de dood heen. Laat ons bidden.