Ik trek het me aan

Beste mensen,

Woensdag begon opnieuw de vasten. Vroeger betekende dat vooral: minder eten, minder snoepen, vlees derven, verstervinkjes doen  …  Maar we waren zozeer met die middeltjes bezig dat we vaak het doel uit het oog verloren.
En nu de middeltjes ouderwets lijken, voor sommigen zelfs zinloos, vragen we ons af wat vasten eigenlijk nog wel betekent.

Het evangelie van vandaag neemt ons mee, helemaal terug toen Jezus na zijn doop de woestijn inging om te vasten. Over dat vasten staat er niet veel. Alleen, als alles wegvalt kom je oog in oog te staan met jezelf, met alles wat diep in je leeft.

En dan wordt duidelijk wat vasten is: een regelrecht gevecht met drie grote bekoringen.

De eerste bekoring – een steen in brood veranderen – is de bekoring van het bezit;
we zitten er allemaal in meer of mindere mate aan vast:
een auto of misschien wel twee,
een huis, een stereo en tv,
overuren en nog meer verdienen,
spelen met de lotto,
allen willen wij wel eens de mammon dienen.
Het is de oerdrift van elke mens; de drift om te grijpen, liever dan te ontvangen; om over zijn eigen leven te beschikken, liever dan met open handen te leven; om te hebben, hebben, hebben … allemaal voor mij.
Maar God zegt: “Mens waar is je broer?”
Er zijn mensen die veel minder hebben,
er zijn mensen die geboren worden, leven, wroeten en sterven … op straat.
er zijn – ook vandaag – mensen die sterven van honger en ontbering.
En wat doen wij daaraan?
God zegt: “ik trek het me aan”.

De tweede bekoring – van het dak van de tempel springen – is de bekoring van het succes; ook dat jagen we na, elk op zijn manier:
een lange arm, men noemt dat ook relaties;
je foto in de krant met allerhande nominaties;
indruk maken en de eerste zijn;
uiterlijk vertoon en leven van de schone schijn;
op je agenda alle gaatjes volgezet, voor anderen “geen tijd”,
want we zijn vreselijk druk bezet.
Het is het verlangen de eerste, de grootste, de schoonste te zijn.
Uit dat verlangen wordt ook jaloersheid geboren; sommigen zijn tot veel in staat, zelfs om de anderen eronder te duwen om zelf vooruit te komen.
Kaïn zegt: moet ik soms voor mijn broer zorgen?
Maar God zegt: mens waar is je broer?
Er zijn mensen in de derde en de vierde wereld; zij halen nooit de krantenkoppen, niemand zet hen eens in de bloemen.
Er zijn zieke mensen, misschien wel naast je deur, die nooit bezoek krijgen.
Voor sommigen is die naaste niet eens zo ver af, zit gewoon te wachten in het eigen gezin.
Zijn wij dan werkelijk zo vreselijk bezet?
God zegt: ik trek het me aan!

De derde bekoring – voor een afgod op de knieën gaan – is de ergste.
Wie bezit als hoogste doel neemt, wie steeds maar jacht en jaagt en voor iedereen bezet is;
zo iemand ontziet niets of niemand meer; hij raakt gestoken door het virus van bezetenheid.
En zo vermoordt Kaïn telkens weer zijn broer.

Bezit, bezet, bezeten – daar kun je niet van leven.

Voor zo’n virus bestaat er geen eenvoudig medicijn.
Jezus die ging vasten, 40 dagen in de woestijn.
Daar vond hij de kracht om aan die bekoringen te weerstaan en zijn hele verdere leven heeft hij getoond wat voor hem belangrijk was:
er zijn voor de anderen en voor dé Ander, God zijn Vader, zelfs tot in de dood.

En dan weten we het weer: de verstervingen van vroeger zijn dan weer echt:
sterven aan zichzelf, sterven aan de eigen wensen en grillen, het spoor van Kaïn verlaten om het lot van de anderen aan te trekken, om weer in het voetspoor van die Jezus te gaan.

Vasten betekent: nee zeggen tegen bezit, bezet, bezeten;
radicaal omkeren, binnenste buiten keren en zeggen: ik trek het me aan.
Doen jullie ook mee?

’t Zal moeilijk zijn voor ons allemaal, maar je moet niet bang zijn:
God zegt ook tot ons: Ik trek het me aan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(met de t-shirt van parochieanimatie: ik trek het me aan)