Pinksteren A (2002)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 201 niet laden
Water en vuur, twee elementen die onmisbaar zijn, zonder water en vuur is leven op aarde onmogelijk. Tegelijk zijn ze zo ongeveer elkanders tegenpolen. Bovendien: er zitten wel twee heel tegenstrijdige kanten aan, zowel aan water als aan vuur: ze kunnen veel goeds brengen, maar ook veel narigheid, je hebt ze nodig, maar ze kunnen je ook lelijk beschadigen. Water is heerlijk om in te spelen, nodig om de was te doen, water om te drinken is van levensbelang voor elke mens. Maar jaarlijks verdrinken er mensen in het water, een overstroming of wolkbreuk kan heel veel kapot maken, water kan ook heel beangstigend zijn.
Datzelfde gaat nog meer op voor vuur. Vuur is fijn om je bij te warmen, nodig om eten te koken, maar je kunt je er ook lelijk aan branden, en een huis in brand is een ramp, een bosbrand kan heel veel verwoesten. Bij vuur kun je ook nog denken aan het granaatvuur in Kosovo, aan alle vuurwapens, groot en klein, die dood en verderf zaaien, aan alle vuurhaarden van geweld overal ter wereld.
Mensen zijn als water en vuur: ze kunnen veel goeds tot stand brengen, ze kunnen elkaar leven geven, maar ze kunnen ook heel veel kapot maken, ze kunnen ook dood brengen, ze hebben elkaar nodig, maar ze kunnen zich ook aan elkaar branden.
En deze twee elementen, met zijn tegengestelde kanten zijn hele wezenlijke symbolen in ons christelijke geloof. We worden gedoopt met water: en dat betekent heel wezenlijk: wij willen leven in de geest van Jezus van Nazaret: in zijn geest willen we veel goeds tot stand brengen, in zijn geest willen we een dam opwerpen tegen al het kwaad dat ons en onze samenleving dreigt te overstromen.
Wij zijn allemaal gedoopt, maar staan we hier wel eens bij stil? Laten we ons leiden door die Geest van Jezus? Die geest van Jezus wordt met Pinksteren voorgesteld als vuur, Hij daalde neer op de apostelen, niet als een groot vuur dat alles verteerde maar als vurige tongen, kleine vlammetjes, door de wind bewogen. Die geest bracht ze in beweging, hij inspireerde hen, maakte hen vurig vol vuur getuigden zij van Jezus' boodschap en hun vuur werkte aanstekelijk.
Dit is natuurlijk een beetje spelen met woorden, maar er zit wel een hele grote realiteit achter. De Geest is geen groot vuur dat alles verwoest, nee, kleine vuurtjes in gewone kleine mensen, maar altijd vuur dat iets goeds uitricht, op iets goeds gericht is, tegelijk is het ook vuur waaraan je je branden kunt.
Mensen en zeker gelovige mensen zijn als water en vuur. Het is water en vuur tussen die twee, wordt er wel eens gezegd: dwz: het botst tussen die twee mensen. Zo komt ook een gelovige mens in botsing, met zichzelf, met de buitenwereld. Het vuur van de geest brandt wel in ons, in onze goede wil, in onze goede voornemens, maar we hebben zo vaak te maken met zo'n druilerige regen: die langzaam maar gestaag op ons neerdaalt: de regen van de sleur, de gewenning, het gemak.
En het vuur in ons dreigt langzaam uit te gaan, tenzij we het iedere keer aanblazen, telkens weer leven inblazen, door na te denken over de zin van ons leven en geloven, door ons te oriënteren op Jezus en zijn boodschap. Maar laten we eerlijk zijn, de meeste van ons lopen niet zo hard om als gelovige mensen in vuur en vlam te staan, we branden onze vingers en ons hart liever niet omdat we weten dat je dan onherroepelijk een koude douche over je heen krijgt een waterval van onbegrip en ook dat dooft het vuur in ons. als je vurig wordt in je gelovig zijn, in je inzet voor de geloofsgemeenschap.
We vieren Pinksteren, feest van Jezus die voortleeft in zijn Geest, durven we ons als gemeenschap en individu in beweging te laten zetten door die geest, of zijn we te bang onze vingers te verbranden.