Een anderhalve week geleden werd er gebeld naar de pastorie door een nichtje van één van onze oudere parochianen. Haar tante, een stille, bescheiden vrouw, kwam al sinds jaar en dag elke zondag bij ons in de kerk. Maar al sinds Kerstmis had ze verstek laten gaan. Ze had lange tijd in het ziekenhuis gelegen en was op 't randje van de dood geweest. Gelukkig had ze 't gered. 't Nichtje hield haar nog maar een poosje bij haar en haar vriendin thuis om te herstellen. "Maar", zei ze, "als ze nu gestorven was en ik de uitvaart met U had moeten regelen, dan hadden we wel een probleem gehad ... Want al die tijd dat haar tante niet in de kerk was geweest had ze van diezelfde kerk taal noch teken gehoord ..."
Dierbare parochianen en gasten van deze Vredeskerk: ik kén de tante in kwestie. Ik weet hoe ze eruit ziet ("had meteen beeld"). Jaren geleden ben ik eens bij haar op bezoek geweest ... Maar ik moet U zeggen: ik had haar nog niet gemist. Het was mij nog niet opgevallen dat zij had ontbroken in de kerk, zo lang nu al ... Dat zei ik ook tegen 't nichtje ... Ik zeg tegen haar: "Als ik de mis aan 't doen ben, dan zie ik natuurlijk de mensen wel, maar er komen best veel mensen bij ons en ik moet U zeggen dat ik niet goed registreer: die is er wèl en die is er níet. Dat heb ik lang niet altijd in de gaten ... En uw tante blijft ook nooit koffiedrinken na afloop van de viering ..." Ik zeg tegen haar: "Ik ben nu bijna twaalf jaar in deze parochie. En er zijn mensen - die zie ik al twaalf jaar lang iedere zondag, maar ik heb nog nooit een woord met ze gewisseld en ik weet niet hoe ze heten ..." Ik zeg: "Ik doe m'n best. We hebben dat koffiedrinken voor het onderling contact ... En twee keer per week heb ik spreekuur ... Maar ja, als mensen daar geen gebruik van maken ... ja, dan wordt 't wel moeilijk ..." Ik zeg tegen haar (tegen 't nichtje): "Ik zeg altijd tegen de mensen (tegen U dus!): Mensen als er wat is - laat 't weten! Ik kan 't niet ruiken!" "Ik ben dus blij dat U belt. Maar ik vind het jammer dat U nu pas belt."
Het nichtje sputtert nog wat tegen door de telefoon: "Ja, maar, de mensen die bij haar in de buurt zitten in de kerk, hebben die dan niets gemerkt? Ze zit altijd in dezelfde bank!". "Mijn moeder zegt: bij óns in de kerk was dit niet gebeurd ... daar hebben ze 't wel in de gaten als er iemand wegblijft ..." Ik zeg: "Mevrouw, dat is dan een geweldige kerk, veel beter dan hier misschien ... Maar hoe de vlag er hier wat mij betreft bijhangt: dat heb ik U nu verteld. Doet U veel groeten aan uw tante en houdt U mij alstublieft op de hoogte van de ontwikkelingen ..."
En zó, veelgeliefden, komt er dan een einde aan dat best een beetje moeilijke telefoongesprek waarin naar ik hoop wèl de lucht geklaard is tussen 't nichtje en haar tante enerzijds en mij en "de kerk" (maar ja: wat is dat: "de kerk"?) anderzijds ... IK vertel U hierover zo uitgebreid, natuurlijk óók omdat onze buurt in de afgelopen week de pers heeft gehaald met een moeilijke kwestie: In de Dusartstraat werden stoffelijke overschotten gevonden van een bejaard echtpaar waarvan de vrouw al járen geleden bleek te zijn gestorven ... Ik moet zeggen, veelgeliefden: ik schrók van dat bericht; ik moest er echt even van bijkomen ... En je vraagt je meteen af: wie zijn wij als buurt en wie zijn wij ook als kerkgemeenschap binnen deze buurt dat ons zóiets kan gebeuren ...? "De Geest des Heren vervult het aardrijk" zingen we vandaag, "alleluia, alleluia". Maar onderhand ... gebeurt er zóiets op steenworp afstand van hier ... En toch, veelgeliefden: ik houd vol (en dat heb ik ook tegen de krant gezegd): dit is een fijne buurt en er wonen heel veel fijne, goedwillende mensen die zich aan hun buren heus wel iets gelegen laten liggen en die best iets voor ze willen doen als dat nodig is ... Maar de kwestie is: de mensen in kwestie (die mensen die iets nodig hebben), die moeten dat dan wél laten weten ... Laatst fietste ik op een zonnige middag door de 2e Jan Steenstraat, word ik "aangeroepen" mag ik wel zeggen door een oude dame die in haar portiek zit: "Kunt U even naar de dierenwinkel voor me, hier om de hoek, kattenvoer halen?" Veelgeliefden, waarom niet? Ik vond het geweldig dat die mevrouw dat zó aanpakte, mij als wildvreemde voor haar zomaar aanklampte en mij vijf euro meegaf ... Ik deed 't graag moet ik U zeggen en ik durf wel te beweren dat de meeste mensen het graag of minder graag (afhankelijk natuurlijk van de eigen drukte); maar het in elk geval zullen dóen als dat ze zo gevraagd wordt door zo'n oude, slecht ter been zijnde dame ... En wat een belonding als ze dan tegen je zegt als je terugkomt mèt het kattenvoer: "Je bent een skat!"
Ik denk, veelgeliefden: Dit heeft dus alles met geestkracht, ja met de Heilige Geest van God te maken ... Want die Geest geeft mensen de kracht om niet langer stil, zielig en treurig in een hoekje te kniezen en te klágen maar om andere mensen áán te spreken en om zich door hen te láten aanspreken, om contact te maken en dat er dan wat gebeurt in dat contact: dat er vuur is, dat er vonken overspringen en dat mensen elkaar díep verstaan - ook al is hun moedertaal niet dezelfde. De taal van de Geest is de taal van de liefde die iedereen kan begrijpen. En die taal, veelgeliefden, die verwarmt mensen en die maakt ze gelukkig en sterk en vrolijk ...
Paus Leo de Grote (5e eeuw) zegt over het effect van de uitstorting van de Heilige Geest over Jezus' apostelen: "van de kennis van de leer kwamen zij tot het verdragen van lijden: onbevreesd bij storm en ontij, stonden zij voortaan door de kracht van hun geloof boven de golven van de wereld en boven de woelingen van de geschiedenis."*
De afgelopen weken heb ik mij ook verdiept in de nieuwe paus, in Benediktus XVI. In 1996 verscheen er een boek, "Salz der Erde" ("zout der aarde") waarin hij geïnterviewd wordt. Zeer de moeite waard! Op een gegeven moment zegt hij daarin: "Iets wat ik telkens weer waarneem is dat de ongegêneerde vreugde zeldzamer is geworden" Jammer. Want: "de wereld heeft mensen nodig die het goede ontdekken, die daar blij van worden en die daardoor ook zelf de "Schwung" en de moed om goed te zijn krijgen ... Het valt me op (zegt de nieuwe paus) dat er in de arme buurten in bijvoorbeeld Zuid-Amerika, dat je daar veel meer lachende, vrolijke mensen ziet als bij ons. Overduidelijk zien zij nog, temidden van alle ellende, de góedheid - waar ze zich aan vasthouden, waaraan ze zich optrekken en waar ze kracht door krijgen. In dat opzicht hebben wij ook hier weer dat oervertrouwen nodig, dat uiteindelijk alleen door het geloof te vinden is. Dat de wereld ten diepste góed is, dat God er is en goed is. Dat het goed is om te leven en mens te zijn. En daar komt dan weer de moed om vreugdevol te zijn vandaan - die dan weer maakt dat mensen zich ervoor in gaan zetten dat ook anderen blij worden en de blijde blijde boodschap kunnen ontvangen."**
Tot zover de nieuwe paus. Zalig Pinksteren lieve mensen. Dat God's Heilige Geest sterke en blije mensen van ons mag maken, mensen die hun vreugde weten te delen, mensen die elkaar ook durven te benaderen en aan te spreken. Amen.