Onschuldig begin (2008)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

KROKUS

Pasen begint onschuldig, met het plezier om een tapijt krokussen en een aangename ochtendzon. Je krijgt zin om een bloesemtocht te maken en je wordt ontroerd bij het zien van zoveel tinten groen. Pasen begint met nieuwe aardappeltjes en de belofte van asperges. Terwijl kerstmis zich tooit met motieven uit het donkere woud, siert Pasen zich met taferelen uit de duinen. Je ziet overal lammeren en narcissen. Zo begint het, maar al gauw komen de grote verhalen erbij. Over God die mededogen voelde toen Hij de klacht van zijn volk had gehoord, over gelovigen die zingend de dood trotseren.
Pasen is het verhaal van de nieuwe mens, geschapen uit het stof van de aarde en de adem van God.

STOF

Ik had meegewerkt aan een boek voor jonge ouders die bestookt worden met moeilijke vragen. Kinderen willen weten wat er vóór het heelal was, en of de hemel ook echt bestaat. In het boek staan antwoorden van pastoors, rabbi's, biologen en fysici. Ik kreeg de drukproef toegestuurd. ‘Stammen mensen van de apen af?' Het is de vraag die communicantjes elk jaar stellen. Zij kennen het verschil nog niet tussen ‘scheppen' en ‘maken'. Ineens viel mijn oog op de tekst van de bioloog. Ook aan Midas Dekkers was gevraagd of de mensen van de apen stammen. Zijn antwoord verraste me. ‘Nee', zei Midas. ‘Nee, de mens stamt niet van de apen af..., hij ís een aap.'

ZIEL

Als wij erover nadenken wie we zijn, dan komt het eerst bij ons op, wat ons van dieren en dingen onderscheidt. We denken makkelijk in termen van ‘ik tegenover al het andere'. Maar ons wezen ligt eerder in wat ons met alles verbindt. Ons wezen is dat we stof van de aarde zijn en tegelijk adem van God; dat we een levend wezen zijn; dat we er zìjn! Ons diepste wezen raakt de eeuwigheid. Daar ontmoeten we God. We hebben er een mooi woord voor: ziel.
Als Jezus zijn macht had ontplooid, een sluw complot met naburige machthebbers had gesmeed en een leger Romeinen had verslagen, dan had hij de halve wereld veroverd, maar hij zou veel geweld hebben opgeroepen en zijn beweging zou tenslotte vernietigd zijn. Maar Jezus zocht de veldslag niet. Integendeel, hij deed iets goddelijks, hij koesterde de gekwetste mensen, zocht de zieken op en prees de armen van Geest. Hij verbond zijn eigen lot met dat van de machtelozen en zo had hij deel aan de eeuwigheid. Met Pasen vieren we onze stoute hoop dat onschuld, barmhartigheid en mededogen toekomst hebben omdat ze niet zichzelf zoeken maar het grote mysterie van de schepping.

EEUWIGHEID

Daarvoor hoeven we niet de sloppen van de wereldsteden binnen te gaan om kansarme kinderen op schoot te nemen en te troosten. We hoeven niet in zuid-Amerika de rechten van de armen te verdedigen; al doen sommigen van ons dat gelukkig wel! Het is genoeg als een geduldig gesprek met een zieke ons gelukkig maakt, als we het levensverhaal van een oudere met ontroering beluisteren, als we een stotterend kind uit laten praten en plezier met hem beleven, als we bezorgd zijn om het lot van dieren en een waterput schenken aan een Afrikaans dorp of solidair zijn met een invalide in de schouwburg. Want Pasen begint hier en daar als een bosje narcissen in het gras. Voordat je het weet, vertel je het grote verhaal van de eeuwigheid. Jezus deelde het lot van de vervolgde. Hij was solidair met de schepselen die gebukt gingen onder hun kruis. Zo baande hij ons een weg naar de Eeuwige.

PAAS-EI

Lieve kinderen. ‘Nu hou je je bebbel en ga je eindelijk eens die eieren schilderen!' riep mamma tegen Elze. Op tafel lag een oude krant. Er stond verf en water en Elze hield een penseel in de hand. ‘Wat moet ik dan schilderen?' Elze kon het begin niet vinden. Ze koos een groot wit ei uit en zette het in het dopje. Elze wist dat de eieren uit de winkel kwamen en niet uit de klokken. Maar wat Elze nìet wist, dat was dat mamma per ongeluk de ongekookte eieren op tafel had gezet.
‘Dan schilder ik jou!' zei ze een beetje bozig en ze begon rode krullen te schilderen bovenop het ei. Daar kwamen een paar lachende ogen onder. Elze wist dat mamma het leuk zou vinden als ze haar zou schilderen, en dat ze het trots zou laten zien aan alle tantes. Maar wat Elze nìet wist, dat was dat in het ei een klein kuikentje aan het groeien was!
Toen de eerste rode krullen op de schaal werden geverfd werd het donker in het ei. Het kuiken schrok. Wat nou weer? Hij begon bang te worden. Hij hing al op zijn kop en nou werd het ook nog donker, en van dat rooie donker. Zijn hartje bonsde in zijn keel. Hij moest hier weg zien te komen. Met zijn snavel begon het tegen de witte wand te tikken.
Elze had het puntje van de tong tussen haar tanden van inspanning. Mamma kreeg een rode lachende mond en opzij twee grote oren. ‘Je bent lief, mamma,' zei ze en ze aaide over de rode haren van het ei. Ineens schrok ze. Het leek alsof het ei een beetje bewoog. Ze trok haar hand snel terug. Ze hoorde zachtjes tikken en ineens stak het kuiken zijn kop door de schaal. ‘Mamma!', riep Elze, ‘mamma, je bent een kuiken!' Vanuit de keuken riep mamma lachend: ‘Tuurlijk, Elze en jij bent een eitje!' Mamma kwam toegelopen. ‘Dat is nou eens een echt paasei! Een echt paasei is geen gekleurd ei, maar een ei met nieuwe leven.' Het kuiken keek Elze aan en dacht: ‘Dat gekke kippetje moet mijn mamma zijn. Piep, piep. Maar wat moet ze met die penseel?'