Paaswake (2002)

Dit jaar hebben wij een bijzondere paaskaars,
jammer dat deze kerk zo groot is
u kunt hem niet allemaal zien.

Het bijzondere zit hem niet in de grootte
- hoewel hij er mag zijn,-
het bijzondere zit hem in de afbeelding.

Geen stralende Jesus met een vaantje in zijn hand
-zo wordt vaak de Verrijzenis afgebeeld-
maar een jonge man die zich buigt
naar een andere jonge man
die naast hem knielt.

Het is het tafereel van Jesus en Tomas.
Tomas had van Jesus gehouden
maar er was een ramp gebeurd:
ze hadden hem vermoord.
Teleurgesteld was hij weggelopen
en had zich pas heel laat
weer bij Jesus' vrienden gevoegd.

Zij beweerden dat Jesus weer leefde
maar hij had gezegd:
'als ik mijn handen niet in zijn zijde kan leggen
en niet de wonden in zijn handen en voeten zie
zal ik het niet geloven.'

Op de afbeelding verschijnt Jesus
aan Tomas en zegt:
'doe maar, leg je hand in mijn zijde
en voel de wonden in mijn handen en voeten.'

Het is een ontroerend verhaal
over hoe moeilijk het is te geloven.
En ik vind dat heel toepasselijk
voor deze tijd.
Wie kan het nog geloven:
dat er leven is na de dood
en dat niet alleen:
dat het nog zin heeft te gevloven
in liefde, vrede, gerechtigheid.
Wie gelooft nog in Pasen, in 'opstanding'.

Wij zeggen van iemand dat hij 'opstaat'
wanneer hij op eigen kracht van een zittende
of liggende houding overeind komt.
Als dat gebeurt vanaf een bed of een stoel,
noemen we het eenvoudig 'opstaan',
gebeurt het vanuit een situatie van onderworpenheid,
dan noemen we het 'opstand'
en gebeurt het vanuit de dood, dan spreken we van 'opstanding.'

Omdat de dood het meest definitief lijkt te zijn
van al die horizontale toestanden,
hebben wij aan de ontkenning daarvan het zwaarste karwei
en is de verrijzenis voor ons het meest onbegrijpelijke wonder.

Toch blijven mensen daarin geloven. Waarom?
Waarom ontkennen wij een geschiedenis lang de dood
of vergelijken we die
met de slaap waaruit we elke morgen weer opstaan?
We hebben daar een dwingend motief voor
de liefde.

Als wij van iemand houden,
doen we niets anders
dan het bestaan van die persoon zo absoluut bevestigen
dat wij die niet meer uit ons eigen bestaan kunnen wegdenken.
'Van iemand houden', zei Gabriël Marcel,
'is zeggen: jij zult niet dood gaan.'

Een volle kerk. vanavond.
De eerste lente-vollemaan staat aan de hemel buiten.
Vanavond begonnen wij in het donker.
We deden er iets aan.
Acterin de kerk was ik bezig met vuurstenen..
Een vuurtje werd gemaakt,
en aan dat kleine vuurtje werd de grote kaars
waarover ik sprak aangestoken.
'Licht van Christus' zongen wij, driemaal .. steeds hoger.
En daarna verbreidde het licht zich van de paaskaars uit heel de kerk in....

Toen gingen we lezen: 'God sprak: er zij licht! En er was licht.'
Het duister is verdreven: God dank! Is dat zo ?
We lazen het scheppingsverhaal verder.
Het water wordt aan de kant geschoven: er komt land in zicht!
De aarde, goed land om op te wonen.
Het land wordt aangekleed met groen gewas.
Vogels vliegen langs het hemelgewelf,
de wateren worden gevuld met allerlei wriemelend leven
en dieren lopen op het veld.
Alles prachtig maar één ontbreekt: de mens.

Hij komt! Hij/zij wordt naar Gods beeld geschapen.
Er kan een nieuw begin gemaakt worden.
God kan uitrusten nadat Hij/Zij gezien heeft dat het zeer goed was.
Zeer goed, o ja??

We kijken naar Israël, Afghanistan, Afrika,
een gezellig voetbalavondje -maar niet heus- in ons eigen land.
We horen over bijna niets anders dan ruzie, geweld en oorlog
mensen lijken die dingen fijn te vinden.
En we horen hoe mensen in de bloei van hun leven
door ziektes worden geveld en sterven. Is alles goed?

De verhalenserie in de kerk ging door.
Over het volk Israël in slavernij.
Hard is de hand van de verdrukker; de verlossing lijkt ver.
Maar de verlossing komt!

In de lente gaat Mozes als gezant van God,
het conflict aan met de farao en hij mag zijn volk voorgaan
naar een nieuwe toekomst.
Geen zee gaat God te hoog...
Daarna hoorden we het visioen van Ezechiël
die honderden jaren later leefde.
Het volk was, na enkele gelukkige eeuwen in en rond Jeruzalem,
in ballingschap gevoerd. De levenden waren platgeslagen
en hulpeloos als doden.
In Ezechiëls visioen richt een ruisende stormwind
de dode karkassen van de mensen weer op.
Veel om te verwerken. Moeilijk te geloven was het allemaal.

Daarom knielden wij in de kerk na deze verhalen allemaal neer
en baden alle heiligen om hulp..

Als hemels antwoord klonk dan het paasevangelie!
Laat na de Sabbath, tegen de eerste dag der week,
gaan enkele vrouwen op weg naar het graf.
Hun vriend was gestorven.. alles donker.
Maar: de zon gaat op!
Het is als in het scheppingsverhaal,
op die eerste dag van de week toen God zei: 'daar zij licht '.
Kijk naar de soldaten die zijn tombe bewaken moesten:
soldaten hebben gewoonlijk, neen altijd de macht:
hier liggen ze plat, als doden.

En waar is het weerloze slachtoffer:
Jesus die ze gisteren hadden begraven
en die aan het kruis had geroepen:
'God mijn God, waarom hebt u mij verlaten.'

Een jonge man bij het graf zegt:
'waarom zoek je de levende bij de doden.'
Jullie leidsman en vriend leeft..
Hij gaat voor je uit. Hij is aan de dood ontsnapt.

Het verblijdend vooruitzicht
op opstanding in alle betekenissen van het woord
deelt het jodendom met islam en christendom.

In het morgengebed van de Synagoge klinkt het iedere dag:
'God u zult alle doden doen herleven
in de overvloed van zijn liefderijke trouw.'
Ook in het dagelijkse 'Achttiengebed'
wordt hetzelfde gezegd:
'U bent machtig tot in eeuwigheid,
Heer, U die de doden leven doet.
U schenkt zoveel bevrijding.'

Het geloof in de bevrijding uit alle vormen van dood en doodsheid
berust op de ervaring
van Gods macht in natuur en geschiedenis.
De God die de Rietzee deed splijten
en zijn volk redde van het water,
zal zijn geliefden ook zeker kunnen ontrukken aan het stof der aarde.

Wij leven hier en nu al in het licht:
we worden uit onze troosteloosheid opgetild,
en als we het moede hoofd zullen neerleggen
mogen we lekker genieten van de hemelse rust.

Maar er is nog meer:
die rust na de dood
is alleen maar een voorbereiding op het echte leven
van alle mensen samen in vrede
in de grote feestzaal van de Komende Wereld.

Of we nu diepgelovig zijn, sceptisch of agnostisch,
het verlangen naar een leven na de dood
en een nieuwe betere toekomst
blijft alle mensen bezielen.

Terug naar Tomas,
een eigentijdse heilige,
ongelovig en wel.
Hij geloofde in het begin niet,
hij hoopte alleen maar.
En misschien kunnen wij ook niet verder komen:
hopen dat het waar was
dat er een einde komt aan alle onrecht
dat ikzelf geborgen blijf in Gods liefde
dat er vrede komt in Jeruzalem in onze dagen;
en dat God eindelijk kan zeggen:
ja het is heel goed.

Omdat dat perspectief ons eigen kleine leventje te boven gaat
mogen wij niet aan de noden van het aardse bestaan voorbijgaan.

In deze smartelijke dagen in het middenoosten,
een heksenketel,
-maar is heel de mensenwereld geen heksenketel-
blijven we uitzien naar een einde van de Goede Vrijdag
en een komst van stilte en rust
opdat eindelijk de echt grote Paasmorgen kan komen,
Gods affe, nieuwe schepping.

Wat nu?
Daarover horen we Rabbi Jaäkov zeggen:
'Een moment van ommekeer van jou hier en nu
en goede werken in Deze Wereld
is het allermooiste
mooier dan wat God ooit maken kan.'

AMEN