Hemelvaart, de blik verruimen

 

Onttrokken aan onze ogen

De vreugde van Pasen klinkt 50 dagen lang in het kerkelijk jaar en kleurt elke zondag. Veertig of vijftig dagen? Daarover is discussie. De Bijbel houdt van beide getallen. Veertig jaar duurde de tocht uit Egypte naar het Beloofde land; veertig dagen verbleef Jezus in de woestijn. Gedurende een periode van veertig dagen verscheen hij aan zijn leerlingen. Hemelvaart, de veertigste dag, is zijn laatste officiële verschijning aan de elf.

De Paasvreugde verstilt niet na Hemelvaart. De veertigste dag richt ons naar de vijftigste, naar Pinksteren. De paaskaars wordt op Hemelvaart niet gedoofd. Ze blijft branden tot met Pinksteren. Ze brandt bij het doopsel en bij elke begrafenis. De verrezen Heer keert naar zijn Vader terug, maar blijft onder ons aanwezig. Hemelvaart is afscheid en presentie. De Heer blijft aanwezig door de verkondiging van zijn woord en in de sacramenten. Tijdens de Pinksterennoveen bidden wij dat het heengaan van Jezus zijn Geest nabij mag brengen. Pinksteren voltooit de kring van vijftig dagen. “Dus is Hemelvaart het feest van de voorbereiding op Pinksteren. Dit feest is slechts de overgang van het Pasen van Christus naar het begin van ons Pasen dat wij Pinksteren noemen. Want de deelname aan het Pasen van Christus gebeurt door de pinkstergeest van Christus” (K. Rahner, Een nieuwe spiritualiteit).

Aanwezig in kracht

Hemelvaart, Jezus keert terug bij zijn Vader. Maar hij is reeds bij de Vader sinds Pasen. Hij was op aarde met hem verbonden, al voelde hij zich op het kruis door God verlaten. “De evangelische boodschap is niet dat Jezus, toen de wolk hem aan het oog onttrokken had, is dóórgegaan door dampkringen tot hij, eindelijk bij de Vader was. Christus’ verheerlijkte mensheid legt geen afstanden af zoals wij het doen. Bovendien is de Vader, de hemel, niet ‘boven’. De richting naar ‘boven’ werd gekozen omdat de hemelkoepel met zijn licht, zijn vrijheid, zijn openheid een prachtig symbool is voor de plaats van God. Maar de Vader, naar wie Jezus heen ging, is niet aan plaats gebonden (Joh. 4,24)” (De Nieuwe Katechismus, 1966).

Jezus wou met elk gebaar dat hij stelde en met elk woord dat hij sprak de blik van mensen verruimen. Dit doet hij beslist op Hemelvaart. Kijk naar omhoog, verhef je hart, sursum corda. Zoek de ruimte van God. Door te gaan hemelen gaat Jezus ons voor naar zijn Vader. Vandaar schenkt hij ons de kracht voor de tussentijd totdat hij wederkomt. Hemelvaart toont “hoe groot de hoop is waartoe hij ons roept.” Zuster Kamilla schreef onlangs: “Ik stel het goed in het Verzorgingstehuis. We gaan zo stilletjes naar de hemel. Dat zal een vreugde zijn.” Een christen is begaan met het aardse, maar kijkt tegelijk met één oog naar de hemel. Leer ons zo met het aardse omgaan dat wij de smaak voor het hemelse niet verliezen. In zijn encycliek Spe Salvi geeft paus Benedictus toe dat deze hoop te individualistisch werd ingevuld.

Doorheen moeilijke tijden

Hemelvaartsdag zet ons in beweging. Leo XIII publiceerde op 15 mei 1891 de encycliek Rerum Novarum. De Kerk valt meer op met haar uitspraken over individuele moraal, maar ze doet eveneens een pak uitspraken over sociale ethiek. Deze worden minder goed beluisterd en opgevolgd (Compendium van de sociale leer van de Kerk 2004). Het feest van Hemelvaart legt een band naar de sociale gerechtigheid. Christenen zijn betrokken bij oude en nieuwe sociale bewegingen, initiatiefnemer bij solidariteitsacties als Welzijnszorg en Broederlijk Delen en in het vrijwilligerswerk.

Overal ter wereld is de financiële en de economische crisis voelbaar. Zekerheden zijn getuimeld. Wij bevragen de oorzaken ervan en stoten op grote misbruiken. Straffe ongelijkheid in verloning, een ongebreideld kapitalisme. Als burgers zijn wij opgeroepen tot verantwoordelijkheid. De maatschappij is geen optelsom van individuen, van sterke en zwakke, maar een samenleving van mensen in relatie met anderen, met tussengroepen, over grenzen heen. Helpt onze verbondenheid met Jezus hierbij?

Geloof en inzet

Op Kerstdag 2008 publiceerden enkele Franse personaliteiten de boodschap “Noël dans la crise, un rendez-vous avec l’espérance.”  Kijkend naar Jezus, arm geboren en kleinen nabij, bevragen ze de gang van de economie. De Bijbel peilt naar onze zorg om gerechtigheid. Het evangelie bevat ethische referenties, belangrijk om met crisis om te gaan. De christelijke visie steunt op twee prioriteiten. Allereerst de prioriteit van de mens op de economie. Deze staat in dienst van de mens en niet omgekeerd. De tweede prioriteit is de voorrang van de arme op de geprivilegieerde. De zorg om billijkheid (équité) veroordeelt de te grote ongelijkheid in inkomsten. Deze twee prioriteiten bepalen de zes dragende pijlers van het christelijk sociaal denken:

de universele bestemming van de goederen (privébezit is geoorloofd indien de bezitter de weldaden ervan deelt met wie in nood is);

de voorkeursoptie voor de armen;

de strijd voor rechtvaardigheid en waardigheid;

de plicht tot solidariteit;

het algemeen welzijn;

het beginsel van subsidiariteit (vertrouwen schenken aan wie het dichtst bij het terrein staat).

Klemtonen van paus Franciscus

Paus Franciscus heeft al herhaaldelijk de sociale dimensie van het evangelie onderstreept. In zijn eerste encycliek Lumen Fidei, en quatre mains geschreven met zijn voorganger paus Benedictus, wijst hij op de betekenis van het geloof voor het algemeen welzijn. Het geloof is een licht voor het leven in de maatschappij. Het vierde hoofdstuk van deze encycliek heeft als titel God bereidt voor hen een stad (vgl. Hebr. 11,16).

In de apostolische aansporing Evangelii gaudium is paus Franciscus nog duidelijker en concreter. Prof. Johan Verstraeten heeft deze tekst toegelicht op het Interdiocesaan Beraad 1 maart 2014. Evangelii gaudium: “Dit is geen tekst om in de schuif te laten liggen, maar een uitnodiging om mee op weg te gaan” (J. Verstraeten). Bisschop Luc van Looy introduceerde op 11 maart 2014 de uitgave in het Nederlands van Evangelii gaudium bij Licap.

In hoofdstuk II schrijft paus Franciscus over het gemeenschappelijke engagement in de crisis. Hij leest de tekenen van de tijd en wijst op enkele actuele uitdagingen. Het overgrote deel van onze tijdgenoten leven dagelijks in precaire omstandigheden. Ze strijden om te overleven en waardig te kunnen leven (52). Er heerst een genadeloze competitie, de mentaliteit van ‘survival of the fittest’ en de ‘sacralisering van de werking van het economisch systeem’.

De mens wordt gereduceerd tot een economisch goed en tot een consument. De samenleving wordt een wegwerpmaatschappij (53). Het basisprobleem is niet alleen armoede, onderdrukking of uitbuiting, maar ook en vooral groeiende ongelijkheid en uitsluiting. Hele groepen mensen worden zonder meer outcasts. De paus heeft kritiek op een financieel systeem waarachter een verwerping van de ethiek en van God schuilgaat (57).

Het is vooral in hoofdstuk IV dat paus Franciscus de sociale dimensie van de evangelisatie benadrukt en wijst op de onlosmakelijke band tussen kerugma en evangelisatie. “Het kerugma heeft een niet te omzeilen sociale betekenis: in het hart van het Evangelie staat het leven in gemeenschap en de betrokkenheid op de anderen. De inhoud van de eerste verkondiging heeft een onmiddellijke morele weerslag waarvan de naastenliefde de kern uitmaakt” (177).

Evangelisatie en sociale inzet kunnen niet van elkaar gescheiden worden (180-182). De paus heeft twee fundamentele kwesties voor ogen: de sociale integratie van de armen en de vrede door sociale dialoog. De paus heeft al eerder gezegd dat hij een arme kerk wenst voor de armen. Zij kennen door hun eigen lijden de lijdende Christus. “Het is noodzakelijk dat wij ons allen door hen laten evangeliseren” (198).

Dit vergt een dubbel engagement voor de armen, zowel de plicht om structurele oorzaken van armoede te elimineren als de plicht om via kleine daden van dagelijkse solidariteit de noden van de armen te lenigen in direct contact met hen. Vanuit een daadwerkelijke en hartelijke nabijheid kunnen wij armen begeleiden op hun weg van bevrijding (199).

Daarbij kan de aanpak van structurele oorzaken van de armoede niet wachten. De aandacht moet gaan naar herverdeling van eigendom en de opbouw van sociale zekerheid (190). Armen hebben recht op méér dan alleen maar een ‘waardig levensonderhoud’ of voldoende voedsel. Zij hebben recht op onderwijs, toegang tot gezondheidszorg en werkgelegenheid, want het is door vrij, creatief en elkaar ondersteunend werk dat mensen hun waardigheid uitdrukken (192).

De nabijheid tot de armen houdt de bekommernis in voor sociale rechtvaardigheid (201) en de noodzaak om de structurele oorzaken van armoede op te lossen (202). “Zolang niet radicaal de problemen van de armen worden opgelost, door af te zien van de absolute autonomie van de markten en de financiële speculatie en door de structurele oorzaken van de sociale ongelijkheid aan te pakken, zullen de wereldproblemen onopgelost blijven en wordt geen enkel probleem op een definitieve manier opgelost. De sociale ongelijkheid is de wortel van alle kwalen in de samenleving” (202). De paus heeft geen vertrouwen in den blinde krachten en de onzichtbare hand van de markt (204).

Zorg voor kwetsbare

Met gewonde handen heeft Jezus van zijn leerlingen afscheid genomen. Hij had zich tijdens zijn leven geïdentificeerd met de minsten (cf. Mt. 25,40). Christenen zijn geroepen om zorg te dragen voor de meest kwetsbaren op deze aarde. Paus Franciscus noemt de vele kwetsbare groepen en hen die lijden onder nieuwe vormen van armoede (209-210): daklozen, verslaafden, vluchtelingen, inheemse volkeren, bejaarden die steeds meer alleen en verlaten zijn, migranten, slachtoffers van mensenhandel, vrouwen die slachtoffer zijn van uitsluiting, misbruik en geweld (212). Tot de kwetsbaren rekent de paus de ongeboren kinderen (214) en vrouwen in nood. Hij drukt tevens zijn zorg uit om het leefmilieu en het behoud van de schepping (215).

In dit vierde hoofdstuk handelt de paus verder over het algemeen welzijn en de sociale vrede (217-236) om dan tenslotte de bijdrage aan te tonen van de sociale dialoog aan de vrede (238-258).

De Kerk heeft geen oplossingen voor elk particulier probleem (241). Zij moet hiervoor met anderen dialogeren. “De evangelisatie houdt dialoog in” (238). Deze dialoog gebeurt op vele domeinen, ook met “hen die geen enkele religieuze traditie erkennen, maar eerlijk op zoek zijn naar waarheid, goedheid en schoonheid, die voor ons in God hun bron en vervulling vinden” (257). “We zien hen als waardevolle bondgenoten in het engagement voor de verdediging van de menselijke waardigheid, het tot stand brengen van een vreedzaam samenleven tussen de volkeren, en het behoud van de schepping. Een bijzonder ruimte vormen daarbij de zogenoemde nieuwe Areopagen, zoals het ‘Voorhof van de heidenen’ waar ‘gelovigen en niet-gelovigen met elkaar kunnen spreken over de fundamentele thema’s van de ethiek, de kunst, de wetenschap en over de zoektocht naar transcendentie.’ Ook dat draagt bij tot vrede in een gekwetste wereld” (257).

Paus Franciscus reikt met zijn brief veel impulsen aan voor bezinning op de dag van Rerum Novarum. Hij rekent vooral op het engagement van elke christen, dag aan dag.

Hemelvaart is geen dag om alleen maar naar de hemel te staren. Met het ene oog gericht op de hemel, kijken we met het andere naar de mens naast ons in deze wereld. Uit het zien en het oordelen volgt het handelen.