Van geen vreemde (2008)

Boven het wiegje van een pasgeboren baby stellen ouders en andere bewonderaars menigmaal vast dat de kleine bijvoorbeeld duidelijk het neusje van de moeder heeft en de oogjes van de vader. De gelijkenis is niet altijd overduidelijk, maar soms ook frappant. Die gelijkenis van het uiterlijk zal met de jaren nog toenemen, maar veel verrassender zijn de overeenkomsten van karakter. Met vreugde zien ouders dat hun kind de bijzondere intelligentie van de moeder heeft en de ijver en inzet van de vader.

Het is zelfs vermakelijk om de minder goede eigenschappen de herkennen. Hier denk ik even terug aan mijn onderwijstijd. Op een ouderdag vroeg de moeder hoe het met hun zoon ging. "Goed", zei ik, "maar hij is wel erg slordig"."O ja", zei ze", "hier staat dezelfde" en ze wees naar haar man. Hij had het dus van geen vreemde. Maar het zijn en blijven niet alleen de ouders die je in iemand terug ziet. Wij mensen nemen heel veel van elkaar over, vooral van vriendinnen en vrienden, van de favoriete leraar of lerares, van de buren, van collega's en ook van de baas. Dat blijft zo ook als die na verloop van tijd uit het zicht verdwijnen. Wie wij zijn is voor een groot deel te herleiden tot degenen die ons voorgingen.

Ouders vallen weg, vrienden vertrekken. Dat gaat dikwijls met groot verdriet gepaard, maar na een tijdje blijken zo ook weer niet zo ver weg te zijn. Sterker nog: ze zijn voor een deel in onszelf gebleven, in ons denken, ons doen en laten. Dan kijk je naar de foto van een overleden dierbare en zegt in jezelf: "Je moest eens weten hoe zeer ik je mis, maar ik zal straks nog eens dat liedje zingen dat we samen zongen dan kun je op de achtergrond, van waar ook, zachtjes meeneuriën".

Als je ouder wordt dan weet je dat je straks een keertje zult wegvallen uit het leven van je kinderen en zoveel mensen meer waar je van houdt en die van jou houden.

Dat leed is niet weg te nemen, maar wel te verzachten.

Zo kondigt Jezus in het evangelie van vandaag ook zijn heengaan aan, maar Hij wijst er op hoe dat met ons mensen gaat. "Al ben ik er lijfelijk niet meer, ik blijf vlakbij, ik blijf zelfs in jullie die achterblijven". Hoe krachtig die aanwezigheid is hangt af van de mate waarin de verbondenheid bij leven was en daar kun je bij leven heel wat aan doen. Als Jezus zegt dat Hij zijn aan zijn leerlingen zijn Geest nalaat dan is dat zoveel als heel zijn manier van doen en laten, zijn denken, zijn liefde tot God en tot medemensen, voor naar de zwakken. Tijdens het Laatste Avondmaal, vlak voor zijn dood, onderstreept Hij het met een overduidelijk gebaar: gebroken als brood en gedronken als wijn, Hij zelf ten voeten uit helemaal gegeven. Doe dit om mij niet te vergeten en ik blijf in jullie midden met alle levenskracht voorbij aan de beperkingen van de fysieke aanwezigheid.

Iedereen die hier op in gaat kan met heel zijn levenskracht en geest, maar ook meteen met die Geest van Jezus Christus, zichzelf doorgegeven zien in degenen waarvan eens afscheid genomen wordt.

We kunnen een eind weg-fantaseren over hoe en waar een mens blijft na overlijden.

Daar weten we eigenlijk niets van, maar wat we doorgeven en wat er door onze dierbare overledenen is doorgegeven dat zal in elk geval nooit meer in het niet verdwijnen.   Amen