Verweesd (Joh. 14,18)

 

Verweesd, zo hebben mensen zich gevoeld en zo voelen ze zich nog bij deze coronapandemie. Veel van wat we dagelijks deden, kon of mocht niet meer. Contacten vielen weg. De straat, de gemeente en de stad, ze lagen er verweesd bij. Die stilte had zijn charme. De lente was mooi dit jaar. Wij zijn daarin toch heel sterk geconfronteerd met de broosheid van het bestaan, met het lijden en sterven van mensen. Een aantal zijn gestorven, zonder dat familieleden afscheid konden nemen.

Een aantal christenen voelden zich nog meer verweesd doordat de lockdown het samen-vieren in de kerk niet toeliet. Ze waarderen het religieuze aanbod langs digitale weg.

Bij het begin van de coronacrisis schreef de pasgewijde bisschop van Gent: “Als christelijke gemeenschap zijn we solidair. We zijn gewoon medeburgers met alle anderen. We maken het immers mee zoals iedereen. We ontsnappen er niet aan. Het is tevens een uitnodiging om onze verantwoordelijkheid op te nemen. Hoe kunnen we mensen rondom ons in bescherming nemen, hun ongemakken verlichten, een sprankeltje hoop brengen? Onbetaalbare vriendelijkheid. En, oh, zo belangrijk: Wie zich bekommert om een vriend in nood
toont zijn eerbied voor de Ontzagwekkende (cf. Job 6, 14).”

“We krijgen nieuwe kansen, want in geen enkele situatie is God afwezig. We moeten waarschijnlijk, meer dan ons lief is, thuisblijven. En wat doen we? Kerkbezoek wordt moeilijker, samen eucharistie vieren tijdelijk onmogelijk. Dan maar ophouden om christen te zijn? Of integendeel de kans waarnemen om wat stiller te worden en te luisteren naar wat God te zeggen heeft in deze beproeving?”

Belofte

Een tijd van beproeving, die de vastentijd heeft getekend en ook de paastijd. We vragen aan de Geest dat hij komt als “lafenis voor het hart dat lijdt, als rust die alle onrust stilt. Sta ons met uw liefde bij, dat ons einde zalig zij, geef ons vreugde die niet vergaat” (Pinkstersequentie).

 

Verweesd, zo voelden de leerlingen van Jezus zich na Goede Vrijdag, op die eerste Stille Zaterdag. Deze heeft dit jaar lang geduurd. Deze was al begonnen op Witte Donderdag. Jezus wist dat zijn uur gekomen was en hij sprak hen over zijn afscheid. Hij geeft hun dit troostvol woord: “Ik zal u niet verweesd achterlaten.” Hij wijst hen op zijn verbondenheid met de Vader. De profeet Jesaja had in zijn troostboek al herhaaldelijk gezegd dat God om zijn mensen bekommerd is.

“Maar kan een vrouw haar zuigeling vergeten

of harteloos zijn tegen het kind dat zij droeg?

Zelfs al zou zij het vergeten,

ik vergeet jou nooit.

Ik heb je in mijn handpalm gegrift,

je muren staan mij steeds voor ogen” (Jes. 49,15-16).

Verbonden

Verbondenheid en solidariteit, die helpen om deze coronatijd te overleven. De zorg van mensen voor elkaar is een teken dat Jezus ons niet alleen laat. Jaren na hun overlijden kunnen ouders nog aanwezig zijn omdat kinderen hen beloofd hebben voor elkaar te blijven zorgen en de eenheid in de familie te bewaren.

In zijn brief aan de emeriti schreef bisschop Lode Van Hecke: ”Met de beperkingen die ons nu opgelegd worden, hebben jullie geen bezoek meer en misschien ook minder contact met de buitenwereld. Weet dan, dat wij aan jullie denken en jullie opnemen in ons gebed. Wie de Kerk als moeder heeft, is nooit alleen!

 

We maken dit jaar wel een bijzondere manier mee om Pasen (en Pinksteren) voor te bereiden... Maar we blijven verbonden met elkaar. We kijken nu nog sterker uit naar Jezus’ verrijzenis en wat die kan betekenen in ons dagelijks leven.”

We moeten niet met heimwee denken aan de schone tijd dat Jezus met zijn apostelen samen was, noch denken dat alles toen gemakkelijk was. We moeten niet achterom kijken, maar ontdekken en inzien dat Jezus met ons blijft meegaan. Zijn gemeenschap leeft van het woord dat hij gesproken heeft en van de tekenen die hij meegedeeld heeft, vooral de eucharistie en het sacrament van de vergeving en door het sacrament van de broeder!

Wezenzondag

Ik zal u niet verweesd achterlaten.” Maar, er zijn zoveel wezen, die alleen zijn en verlaten. De zevende Paaszondag wordt her en der de wezenzondag genoemd. Jezus is op Hemelvaart naar de Vader teruggekeerd en zijn vrienden wachten op de komst van de Geest. Omwille van het evangelie, dat wij horen, zouden we ook deze zesde paaszondag wezenzondag kunnen noemen.

Tegenover de hoopvolle belofte van Jezus staat de harde realiteit van zoveel kinderen die wees zijn, wezen op de vlucht, slachtoffers van oorlog. Een alleenstaande moeder neemt een Afrikaans kind op. Tien jaar oud is het meisje door haar vader met een vals paspoort op een vliegtuig gezet om in Frankrijk bij een tante te komen. Het meisje strandt in Brussel wegens dit valse paspoort en heeft nu een opvang in een pleeggezin in het Brusselse. Het is dankbaar voor haar pleeggezin, al begrijpt ze niet waarom haar vader haar heeft weggestuurd.

In deze drukkende coronatijd geeft een collega me het boek Marie te lezen. Marie, Overleven met de dood, geschreven door Marie Bamutese en Peter Verlinden. Een zwaar verhaal van wat een Rwandese minderjarige heeft meegemaakt sinds 6 april 1994, de dag waarop het vliegtuig van de president neergeschoten werd en een moordpartij ontstaat en duizenden mensen op de vlucht slaan. Eerst binnen Rwanda en dan gedurende maanden in het Congolese oerwoud, waar militairen van het Rwandese regeringsleger vluchtelingen vervolgen en vermoorden. Vier jaar later op 6 april 1998 kan Maria ontsnappen uit een kamp in Bukavu. Ze vindt een veilige plek en geraakt in jan. 1999 in Vlaanderen. Ze getuigt in haar boek van een groot Godsvertrouwen, maar blijft getekend door de wreedheden die ze gezien heeft en ondervonden. Duizenden mensen zijn omgekomen, veel meer dan de slachtoffers van de coronatijd.

Ze schrijft: “Een van de pijnlijkste herinneringen blijft, zeker voor mij als christen, dat ik moest vaststellen hoe op een gegeven moment elke solidariteit onder de vluchtelingen verdwenen was. Dan werd het ieder voor zich, alleen nog gedreven door de wanhoop. Om te kunnen overleven moesten wij wel onze gevoelens uitschakelen, hoe erg je dat ook kan vinden achteraf” (Op. cit., p. 72).

Tijdens de vlucht en het moeizaam stappen bad Marie dit kort eenvoudig gebed: “Jezus, laat mij alstublieft niet in de steek. Mijn wens op dit moment is om mijn voet in jouw voetsporen te mogen zetten” (Ibid, p.80).

Is de psalmist te optimistisch geweest in zijn gebed: “De Heer beschermt de vreemdelingen, wezen en weduwen steunt hij, maar wie kwaad doen, richt hij ten gronde” (ps. 146,9)?

De psalmist geeft ons zeker deze opdracht mee:

“Doe recht aan weerlozen en wezen,

Kom op voor weduwen en zwakken,

bevrijd wie weerloos zijn en arm,

red hen uit de greep van wie kwaad wil” (ps. 82,3-4).