Een deur die plots opengaat

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Het is een beetje vreemd op roepingenzondag een lied te zingen, een lied van An Christie dan nog. Een mooi lied trouwens. Ooit had het op het songfestival meer verdiend. Maar daar gelden blijkbaar andere regels. Het lied was er vreemd. Het is het ook vandaag nu wij het citeren om over Johannes 10 iets zinvol te zeggen.

Een deur die plots opengaat, dat heet dan gelukkig zijn! Maar wat zing je als de deur nooit opengaat? Wat zing je als de deur plots dichtgaat? Niets zing je dan. Geen enkele noot. Niemendal. Dan zwijg je met een zucht of met een vloek. En dat zwijgen en dat vloeken kan voor mensen lang duren. Voor sommigen zelfs een leven lang.

Een deur is een houten of een ijzeren meubel. Het is als een schot tussen binnen en buiten. De mens staat buiten en zoekt de weg naar binnen. Met een bel die vraag, met een stem die roept. De deur zelf is stom en doof: alleen een mens van de binnenkant moet spreken en ontsluiten. De deur gaat pas open als de stem van binnen antwoordt op de stem van buiten: wie is daar? Dan is de eerste angst al overwonnen. Pas als de heer des huizes de deur opent, wordt de tweede angst weggenomen: dat heet dan gelukkig zijn! Ik mag binnen, ik ben welkom, ik houd op een buitenstaander en een vreemde te zijn. Mijn verlorenheid wordt opgeheven. De stem die mijn stem heeft gehoord en die bovendien nog 'welkom' spelt, is bevrijding, is geboorte. Ik mag verschijnen. Ik mag er zijn! Ik ben geen kleine of geen grote nul.

Het is een luxe een mens te mogen zijn voor wie alle deuren opengaan! En het is super de luxe als de heer van binnen zegt: nu staat mijn deur altijd voor je open, hier is mijn sleutel: je mag altijd vrij binnen- en buitengaan. Het ongeluk is, dat de luxemensen deze luxe vanzelfsprekend vinden...

Misschien moeten we aan zoiets denken als we vandaag Johannes lezen. Het moet voor de verworpenen en de uitgestotenen een feest zijn geweest als iemand die pure betrouwbaarheid is, hen binnenliet en zei, dat ze zelf ook betrouwbaar waren. Ze mochten meteen vrij in en uitgaan!

Zoiets is ongehoorde droomtaal voor vele mensen op aarde. Zij wachten nog steeds op de eerste stem die welkom zegt. Zij durven er zelfs niet meer van dromen. Zij zijn mensen van nul komma nul. Misschien vinden ze de woorden van Johannes 10 wel ijle frasen van een andere planeet...

Zou dat niet de zin kunnen zijn van roepingenzondag? Dat wij, die ons christenen noemen, geroepen zijn om mensen op te roepen om langs de grote poort het leven binnen te gaan? Misschien roepen we verkeerd? Misschien roepen we teveel om bij ons binnen te komen? Misschien te weinig om ze de weg te wijzen naar hun eigen weide waar het goed grazen is?

Maar daarmee kantelt het hele verhaal. Het gaat niet om het binnengaan via één centrale poort. Het gaat erom, dat Jezus diegene is die aan onze deur staat en vraagt om binnen te mogen. Je weet wel: hij staat aan onze deur en hij klopt. Pas als hij bij ons in en uit mag gaan, zullen wij volop leven. Hij zal ons niet beroven of bedriegen of bestelen, hij zal ons leven niet bederven. Daarvoor is hij te zeer de vriend van onze vreugde.

En als dat nu eens de diepe zin zou zijn van deze roepingendag? Geen dag om mensen op te roepen om samen te komen op één plaats, maar om op hun eigen plaats hun eigen weide te vinden? Met het lieve medeweten van onze God?

Dan zou onze kerk minder een kerk zijn vòòr de mensen, een neerbuigende en bezorgde kerk maar meer een kerk van de mensen. Ze zouden hun ‘moeder’ meer liefhebben!…