Treed in zijn voetstappen (1 Petr. 2,21)

 

 

De zondag van de Goede Herder is een dag van aandacht voor roepingen in de Kerk. Een roeping is een concreet antwoord doorheen gans het leven op de vraag: “wat moeten wij doen?” (eerste lezing). Geroepenen geven met hun ja-woord dag aan dag te kennen dat zij “ in de voetstappen van de Heer willen treden.” Dit kneedt in ons een vorm die afwijkt van de gangbare normen in de wereld waar macht, geweld, aanzien, lukken en succes op het voorplan staan.

Hier ben ik, Heer”, dit is het thema voor Roepingenzondag 2014. Een fototentoonstelling van geroepenen, van priesters, religieuzen, van een diaken, en van gehuwden maakt het thema concreet. Zie hiervoor www.roepingeninveeelvoud.be 

Wat moeten wij doen?” (Hnd. 2,37). Toehoorders stellen zelden deze vraag na een homilie. Ze krijgen daartoe nauwelijks de kans. We houden het liefst bij het rustige, bij het bekende, bij wat steeds was. We kunnen bang zijn voor het nieuwe. Christenen mogen niet enkel bij het bezinnende en het beschouwende blijven, maar zijn opgeroepen tot handelen.

De voetstappen van de Heer

Wat moeten wij doen?” Petrus geeft hierop een kort antwoord in zijn Pinksterpreek. Dit antwoord krijgt een verduidelijking in de eerste Petrusbrief: “bekeer je tot Christus, treed in zijn voetspoor.” Jezus zette veel voetstappen. Hij ging helend en weldoend rond. Hij drukte met veel energie en heel kordaat zijn voetsporen in de grond wanneer Hij naar zieken toeging of deze naar zich liet toe komen. Hij liet voetstappen na als leraar wanneer hij onderricht gaf in dorpen en steden. Het waren voetstappen in de stilte van de nacht, wanneer Hij de bergen introk om te bidden tot zijn Vader. Er was de zware en nu en dan slepende tred wanneer Hij met de kruisbalk optrok naar Golgota. Jezus is de weg gegaan van gerechtigheid, maar Hij botste daarmee op weerstand. Hij heeft zijn weg verder gezet zonder terug te slaan of onrecht te begaan. Hij stapte door, maar steeds met het volle vertrouwen in God, die rechtvaardig oordeelt.

Jezus trok een spoor. Petrus verwacht dat wij dat spoor durven volgen. Hij weet en hij heeft het zelf ondervonden dat dit lijden meebrengt. Wie opkomt voor het goede moet met lijden rekening houden. Bij een eerste tegenkanting en verdachtmaking zijn wij al geneigd niet meer verder te gaan. Wij zijn trouwens gestaafd door een volkswijsheid: ‘veel te goed is half zot’.

Lijden om het goede

Petrus schreef aan christenen die vervolging kenden op het einde van de eerste eeuw. Elke paaszondag van het leesjaar A lezen we uit de eerste Petrusbrief. Vervolging is op meerdere plaatsen het lot van christenen (Kopten in Egypte, christenen in Nigeria, christenen op de vlucht in het Nabije Oosten). De schrijver van de Petrusbrief smeekt hen geduldig te verdragen wat zij te lijden hadden en hebben om hun goede daden.

Geduldig verdragen. Kan dit? Wij moeten toch opkomen voor onszelf. Wij moeten tegen het lijden reageren, het verminderen. Zo we kunnen, moeten wij het uitschakelen. Minder dan vroeger kunnen wij het lijden verdragen. Wij leven in een risicomaatschappij en merken elke dag - misschien meer dan vroeger - een zee van lijden.

Petrus prijst geen lijden aan, Hij heeft het over het lijden dat wij ontmoeten omwille van goede daden: ‘Wie goed doet, kwaad ontmoet’. De radicale inzet van Jezus voor de liefde is het duidelijkst waar hij de hoogste tegenstand ontmoet, waaraan Hij op het kruis ten onder gaat. Geduldig verdragen omwille van het goede, dit is lastig. Misschien zullen we toch ontdekken dat daarin een kracht steekt om een gemeenschap op te bouwen. 

Ne soyez pas impatients; bien plus, ne soyez même pas impatients devant vos incapacités à devenir patients.”  “Wees niet ongeduldig, wees het zelfs niet tegenover uw eigen onbekwaamheid geduldig te worden” (Franciscus van Sales).

Kracht van het zwakke

Als alles draait rond zelfontplooiing, dan valt een gemeenschap uit elkaar. Als elkeen het eigen “ik” opblaast, zeer aanstellerig en assertief optreedt, dan is de geleefde solidariteit weg. De zogenaamde zwakke waarden zoals zich met elkaar verzoenen, vergiffenis kunnen vragen, ze schenken en aanvaarden, zullen een gezin samenhouden, cement zijn voor levensgemeenschappen.

Als eenmaal aanvaard is dat het huwelijk en het daardoor gestichte gezin een langdurige onderneming is, een langzaam bouwen steen voor steen, een meermaals vallen en opstaan, dan is daarmee niet enkel een dam opgeworpen tegen het ongeduld waarmee men alles geslaagd wil zien, maar ook het boeiende, het persoonlijke, het unieke van de onderneming erkend. Niet het ogenblik waarop je zei: “ik heb je lief”, was belangrijk. Zin kreeg het pas toen je de woorden terzijde kon laten en kon bewijzen dat je liefhad, met vallen en opstaan, met de hele verzameling zwakheden en onprettige eigenschappen, die elk van ons een leven lang meezeult.” (J. Veulemans, Vogelvrij dagboek, p.133).

Een aantal hulpverleners zien in dat mensen kunnen vastlopen door methodieken die hen uitsluitend naar hun eigen zelf richten. Bepaalde psychiaters durven zeggen dat naast de opdracht aan je zelf te werken waarheid steekt in het evangelisch woord van de zelfverloochening. Wanneer wij aan mekaar vertrouwen durven schenken, dan komen nieuwe, goede krachten vrij. Verzoening bewerken tussen mensen, dit is iets nieuws tot stand brengen. Waar buig ik voor?, vraagt Erik Borgman in zijn boek Overlopen naar de barbaren, Het publieke belang van religie en christendom.

Lijden om de Kerk

Geduldig verdragen wat u te lijden hebt om uw goede daden. Wie betrokken is bij kerkopbouw, weet dat hier eveneens de wet geldt van het vallen en opstaan. Opvattingen over kerk, over de pastorale aanpak in een dekenaat of federatie kunnen heel verschillend zijn en botsingen veroorzaken binnen raden en werkgroepen. Zowel zij die zich richten op voorschriften en regels van boven als zij die vertrekken van wat mensen beleven, beogen beide het goede en kunnen toch met elkaar in conflict komen.

Mensen kunnen overvraagd worden. Enkele willen alles op hun schouders nemen en kunnen geen verantwoordelijkheid delen. Anderen schakelen veel mensen in maar krijgen dan het verwijt dat zij alles uit handen geven. Ons activisme kan schadelijk zijn!

Wie binnen de kerk en in de wereld in het voetspoor van de Heer wil stappen, krijgt zijn deel van het lijden. Wie ingaat op de uitnodiging van de Heer Jezus stoot op een moeizame last. Vertrouwen en samenwerking tussen de priester en zijn medegelovigen, ondersteuning en genegenheid van allen die in gemeenschap een herderlijke taak op zich nemen, dit alles kan de last verlichten. Dit alles helpt om samen geduldig te verdragen wat wij te lijden hebben om de goede daden die wij omwille van Christus in de mensen proberen te verrichten.

Zo wij de liefde die Christus bezielde tot de onze maken dan worden we aandachtig voor hen die ons zijn toevertrouwd. We kunnen Christus maar aan anderen doorgeven, zo wij helemaal onbaatzuchtig zijn en ons bijgevolg zelf niet opdringen. Wie stapt langs deze weg van belangeloosheid en met welwillendheid die komt dichter bij Jezus, de Verrezen Heer. Wat geldt voor de enkeling, geldt nog veel meer voor de unieke gemeenschap, die de kerk mag zijn. Als de kerk onophoudend luistert en geneest, als zij de verzoening beleeft, dan is zij op haar mooist en is ze een straal van Gods liefde” (Boodschap van Taizé tijdens de Europese jongerengemeenschap te Wenen).

De zondag van de Goede Herder herhaalt de uitnodiging van Jezus om in de voetstappen van Jezus te treden. Wie er op ingaat, geeft een concreet antwoord op de vraag “Wat moeten wij doen?”