3e zondag van Pasen (2002)

Tot op de dag van vandaag wordt erover gediscussieerd: wat is er na de dood van Jezus met de leerlingen nu eigenlijk gebeurd? Hoe kwamen zij ertoe te beweren dat Jezus verrezen was. Zijn zij bezweken onder sterke suggesties en inbeeldingen? Hebben zij zichzelf voorgehouden dat het werk van Jezus met zijn dood niet ten einde kon zijn, maar dat zijn zaak verder moest gaan? Kwamen zij er door een dergelijke overweging dit getuigenis af te leggen: "We hebben Hem gezien, Hij is ons verschenen, Hij leeft? Brengen zij uit zichzelf het geloof in de verrijzenis voort, omdat zij aan Jezus blijven vasthouden en zijn boodschap verder willen uitdragen?

Wanneer wij ons iets willen laten gezeggen door het evangelie zelf, dan zijn het helemaal niet de leerlingen geweest, van wie het getuigenis van de verrijzenis is uitgegaan. Zij waren door de kruisdood van Jezus juist ten diepste teleurgesteld en hadden hun verwachtingen opgegeven: kijken we naar de Emmaüsgangers, de twee leerlingen die aan de anderen vertelden wat er op weg naar het dorp Emmaüs gebeurd was en hoe zij Jezus herkend hadden aan het breken van het brood. Zij waren juist op weg naar die plaats, omdat zij in Jeruzalem niets meer te zoeken hadden. Hun verwachtingen waren met de dood van Jezus letterlijk ten grave gedragen. Zelfs het feit dat de vrouwen hen meldden dat het graf leeg is, doet daaraan voorlopig niets af. Een leeg graf laat immers nog velerlei uitleg toe. Dit kan hen niet brengen tot het geloof in de verrijzenis.

Het initiatief daartoe gaat evenwel uit van Jezus zelf. Hij treedt op zijn leerlingen toe en laat zich aan hen zien. Hij moet er moeite voor doen om hun schrik, hun twijfel en bedenkingen te overwinnen en hen ervan te overtuigen dat Hij het zelf is en dat Hij geen geest is. Wanneer Hij hun zijn handen en voeten toont, die de littekens van zijn kruisdood zijn - zoals vorige week bij de ongelovige Thomas -, dan wil Hij hen ervan overtuigen dat Hij Dezelfde is: hun Heer en Meester die aan het kruis gestorven was. Wanneer gezegd wordt dat Hij de leerlingen uitnodigt om Hem aan te raken, dan moet daarmee duidelijk worden, dat Hij geen schaduwachtig wezen uit de onderwereld is, maar dat Hij echt in levende werkelijkheid voor hen staat. Jezus' verrijzenis wil echter niet zeggen dat zijn verrijzenis hieruit bestaat dat Hij alleen maar opnieuw bij zijn leerlingen is en uiteindelijk opnieuw zal sterven. Zijn verrijzenis uit de doden wil zeggen dat aan Hem door God een nieuw, definitief leven geschonken werd. Jezus is binnengetreden in een nieuwe, definitieve werkelijkheid. Hij zelf heeft de apostelen daarvan overtuigd.

De opgestane Heer groet zijn leerlingen: Vrede zij u! Zijn vrede is zijn paasgeschenk. Van welke aard is deze vrede? Jezus geeft hun geen garantie, dat zij een rustig leventje kunnen gaan leiden, vrij van zorgen en lijden. Hij zelf is de gekruisigde Christus, die niet gespaard bleef voor lijden en nood, voor pijn en dood. Maar de Gekruisigde is ook de Verrezene. Hij die smadelijk en gewelddadig ter dood werd gebracht, staat nu in levende lijve voor hen als de Overwinnaar op de dood. Daarmee laat Hij aan zijn leerlingen zien dat hen ook in de uiterste benauwenis geen totale ondergang te wachten staat. Zelfs de dood heeft voor ons, volgelingen van Christus, niet iets definitiefs, en veel minder nog alle andere noden, die ons leven nadelig kunnen beïnvloeden. Het paasgeschenk van Jezus is niet de vrede van een ongestoord leven, maar de vrede van rust, zekerheid en geborgenheid, die er rekening mee houdt dat God het laatste woord heeft. Fundament en onderpand van deze vrede is de Verrezene zelf in zijn nieuw, verheerlijkt leven.

Beste mensen, wat een geweldig getuigenis geeft het evangelie ons. Het openbaart ons het grootse mysterie van de verrijzenis, namelijk dat Christus, de Heer van het leven het gewonnen heeft op de dood. Tegelijk biedt het evangelie ons de gelegenheid om samen met de leerlingen in te groeien en dieper door te dringen in dat geheim. Het hoeft allemaal niet ineens af te zijn. Samen met de leerlingen, de vrouwen, de apostelen, en vandaag de leerlingen van Emmaüs, mogen we gaandeweg steeds meer ontdekken dat God iets heel moois met ons voorheeft. Het verhaal van Jezus gaat verder, ons eigen levensverhaal loopt verder en houdt niet op bij de dood. Wij hoeven onszelf daarbij geestelijk niet te forceren en in allerlei bochten te wringen: onze vragen, die wij daarbij hebben, mogen precies als bij de leerlingen wel degelijk vragen zijn; wij hoeven niet op alles meteen een antwoord te weten: het antwoord komt immers uiteindelijk van God. Maar laten we ons wel openstellen voor dit geheim, opdat het initiatief inderdaad kan uitgaan van Hem, de Verrezene, die ook nu bij machte is ons op te beuren. Geloven in de verrijzenis is geloven in Gods handelen: gaan wij met Hem op weg, laat Hij zelf ons tot voedsel zijn en laten wij op onze beurt Hem herkennen, wanneer Hij tot ons komt, zoals eertijds bij de leerlingen, die Hem herkenden aan het breken van het brood.