Voor God is iedere mens gelijkwaardig

 

Beste vrienden,

De jongste PISA studie heeft uitgewezen dat het lezen, en vooral het begrijpend lezen, bij onze jeugd achteruit gaat. Want het is juist door begrijpend te lezen dat we kennis in ons opnemen. Ook in de Kerk is men zich daar sterk van bewust. Vandaar dat wij in ons Bisdom, gedurende de komende drie jaren, meer aandacht zullen wijden aan het lezen van de Bijbel, en meer bepaald van het boek “Handelingen van de Apostelen”. Dit jaar wordt onze leuze, zoals jullie boven het altaar kunnen zien, “Neem en lees”. En vandaag hebben we in de lezingen al een stukje uit het boek handelingen gehoord, daarin werd verhaald dat de apostel Petrus toen een heel belangrijk inzicht heeft gekregen.

Als toelichting op dat gebeuren neem ik u even mee naar de tijd van de Oostenrijkse Donaumonarchie. Wanneer er toen een keizer stierf, werd zijn kist na de uitvaartliturgie in de Stephansdom in plechtige processie naar de “Kapuzinergruft”, de keizerlijke begraafplaats in het kapucijnenklooster gereden. De stoet stopte voor de gesloten deur, een heraut trad naar voren en klopte aan. Dan klonk er van binnen een stem die vroeg wie er naar binnen wou. De heraut kondigde aan: “De Keizer”, en hij voegde daar met een plechtige stem al diens titels bij. Maar de deur bleef gesloten. De heraut klopte dan een tweede keer en weer klonk de stem die vroeg wie er naar binnen wou. De heraut antwoordde dan: “De Koning”, en noemde ook al diens titels en bezittingen. En weer bleef de deur dicht. Dan klopte de heraut nog een derde keer op de deur en de stem vroeg ook weer “wie wil er naar binnen”? “Een arme zondaar” antwoordde de heraut nu heel nederig, en nu ging de deur onmiddellijk open zodat de kist naar binnen kon worden gedragen en in de crypte bijgezet.

Goede vrienden, het gaat hier om een oeroud ritueel, dat je in Oostenrijk tot zowat honderd jaar geleden kon meemaken. Een heel indrukwekkend ritueel, een ritus die ons op een heel drastische manier duidelijk maakt, welke betekenis titels, bezit, decoraties en ambten uiteindelijk echt hebben. Voor God betekenen ze immers helemaal niets. In de dood zijn de keizer, de manager, de handelaar, de huisvrouw, de paus en het kind allemaal gelijk. Gewoon een mens die voor God staat en dan plots gemeten wordt volgens maatstaven die heel anders zijn dan de normen die wij meestal hanteren. In de dood is iedereen gelijk. En niet pas dan. Voor God gelden zijn maatstaven vanaf het begin, altijd.

Petrus heeft dat moeten ervaren in het huis van Cornelius. Die Cornelius was een heiden, een vreemde, het was iemand die door Petrus helemaal niet als een gelijke werd bekeken. Maar God gaf hem toen een beter inzicht. En zo kon Petrus alleen nog maar zeggen: ”Waarlijk, nu besef ik pas goed dat er bij God geen aanzien des persoons bestaat, maar dat uit welk volk ook, ieder die Hem vreest en het goede doet, Hem welgevallig is”.

Voor God zijn alle mensen gelijk! Wij horen dat, we laten ons dat in de lezingen met de regelmaat van een klok telkens opnieuw zeggen, we weten het, maar dat weten heeft weinig effect op ons handelen.

Ondanks dat indrukwekkende Oostenrijkse ritueel werd de keizer daar ook heel anders begraven dan een gewone sterveling – om van de ophef die er tijdens zijn leven rond hem werd gemaakt helemaal te zwijgen. Ondanks het feit dat wij weten dat God geen enkel onderscheid maakt, vinden we ook vandaag bepaalde mensen nog belangrijker dan andere. We verstommen al van bewondering wanneer we hun naam uitspreken en we maken zoveel kabaal om hen heen dat God er gewoon hoofdschuddend bij zou staan. En daarbij is ook onze kerk geen uitzondering.

Hoe men gewoon op het idee kon komen om in alle ernst iemand met “eerwaarde” of zelfs “hoogeerwaarde heer” aan te spreken, en dat in een Kerk die er door God, al helemaal in het begin, op werd gewezen, en waar Petrus reeds in de eerste jaren de ervaring moest maken: ”dat er bij God geen aanzien des persoons bestaat, maar dat uit welk volk ook, ieder die Hem vreest en het goede doet, Hem welgevallig is”. Er bestaan in onze Kerk wellicht veel merkwaardige dingen, en waarschijnlijk ook merkwaardige personen, maar “hoogsteerwaardig” is er zeker geen enkele, want de waardigheid die wij van God hebben gekregen, die is voor iedereen dezelfde en die hebben we allemaal gemeen: Wij zijn allemaal mensen, door God geliefde mensen. Dat is het wat ons kenmerkt – en wel ieder van ons mensen op dezelfde manier.  Amen