Lief kind (2011)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

DOOP ALS PROTEST

‘Ik vind het toch zo erg!' De vrouw die achter me stond bij de kassa had luidruchtig over haar kleindochter staan opscheppen. Die had met de kerst oma's tasje geplunderd om de lippenstift te zoeken en uit te proberen. De vrouw ging op fluistertoon verder met haar verhaal. ‘Ze is niet gedoopt...! Wat vindt U, zou ik het zelf doen?'
Jan de Doper zocht de woestijnrand op. Hij nodigde de mensen uit om zich bij hem te laten dopen en zich zo open te stellen voor het koninkrijk van God. Je kunt Johannes zien als representant van een nieuwe beweging in Israël. Steeds meer mensen keerden zich af van de officiële kerk. Men vertrouwde de hogepriesters in Jeruzalem niet. Ze werden als corrupt ervaren. Uit lijfsbehoud of zucht naar macht, of allebei, hadden zij teveel concessies gedaan aan de Romeinse onderdrukkers. Steeds meer stemmen gingen op om God te zoeken buiten de traditionele kaders van offers en gebeden in het heiligedom van de hoofdstad. ‘Terug naar Af', was het devies. Terug naar het begin, naar de leegte van woestijn. Ver van de paleizen en de kazernes, zou je de stem van God misschien weer kunnen horen. Zo stond Jan te dopen.

 

KRITISCHE GELOVIGE

Matteüs beschrijft dat Jezus zich aansluit in de rij van dopelingen. En zo typeert de evangelist Jezus als een man die het joodse geloof van harte is toegedaan. Zijn ouders hebben hem in de tempel volgens de wet van Mozes aan God opgedragen. Tegelijk beschrijft hij Jezus als iemand die het gedoe in de tempel niet noodzakelijk vindt om Gods koninkrijk te ervaren; als een trouwe maar ook kritische gelovige dus.
Deze omstandigheden maken de doop van Jezus tot iets anders dan de doop van een kind zoals wij kennen. Maar er is ook een opmerkelijke overeenkomst. Ook bij ons is de doop een geheim waarmee we uitdrukken dat dit kind niet alleen een kind van de mensen is maar ook van God.

 

GODS LIEFDE


Eenmaal uit de supermarkt zei ik tegen de bezorgde oma van de kassa dat er niet twee soorten mensen zijn: degenen die Gods kinderen zijn en aan de andere kant degenen die níet Gods kinderen zijn. De doop máákt niet tot Gods kind. De doop onthult iets, hij opent het geheim, hij laat de goddelijke dimensie zien van een mensenkind. Ze dacht daar even over na, maar wierp toen tegen: ‘Vroeger zeiden ze dat een ongedoopt kind niet in de hemel kwam. Ik zie een zus van oma nog jammeren over een van haar kinderen die niet in gewijde grond begraven was.' Ik moest haar gelijk geven. Er waren mensen die Gods genade onderwierpen aan hun eigen regels. Dat was precies wat Jan de Doper tegen de hogepriesters in Jeruzalem had. Ze gingen tussen God en de mensen staan. Daarom trok hij de woestijn in. Bedrijf gerechtigheid in je leven. Laat de liefde je leidraad zijn, propageerde hij en Jezus sloot zich daar bij aan! ‘En', zei ik tegen de oma, ‘wij leerden vroeger ook dat het ongedoopte kind op zijn tocht naar de eeuwigheid ook nog doopsels van begeerte en van bloed kon tegenkomen. Toen de regels streng waren geformuleerd, waren de uitzonderingen talrijk!'

 

STEM UIT DE HEMEL

 


Een kind dat wordt geboren is verwekt door twee mensen die elkaar liefhadden. Er is maanden naar uitgezien. Het bestond al voordat het er was, in de warmte van hun dromen. Ze hebben een kamer ingericht, opvang geregeld, een naam bedacht. Ze zijn in het ziekenhuis geweest en naar het consultatiebureau. Ze zijn kleertjes gaan kopen, zijn nachten opgebleven, wanhopig proberend hun kindje tevreden te stellen. Ze hebben van alles gedaan. Maar wie opgaat in al die goede zorgen, heeft de diepte van het moment nog niet te pakken. Want het kind was ook een gave, een geschenk, een eervolle verantwoordelijkheid waarmee je begenadigd werd. Het kind was meer dan wat je er zelf van kunt maken: het was ook heilig: groter dan jezelf. En het is heel belangrijk om dat te laten zien en te laten horen: jij bent mijn kindje en je bent Gods kindje, je draagt het geheim van de liefde in je ziel. Je bent meer dan wat toeval en noodlot beschrijven kunnen. Je bent van de aarde maar ook van de hemel. Je bent een glimlach van de Schepper.

 

ANNE

Lieve kinderen. Ik moest Maikel dopen. Zijn grote zusje Anne was er ook en twee neefjes. Ik vertelde ze een verhaaltje over Jezus. Op een keer kwamen moeders met hun kinderen naar Jezus. Ze wilden dat Jezus hen even over het hoofd aaide. Maar de leerlingen stuurden de moeders weg. Jezus had wel wat anders aan zijn hoofd! Toen werd Jezus boos. ‘Laat die kinderen toch', riep hij. ‘En als jullie niet een beetje op die kinderen gaan lijken, dan wordt het niks met jullie!' Zo, die zat! ‘Dus', zei ik tegen de mensen, ‘volgens Jezus moeten we allemaal op Maikel gaan lijken, anders wordt het niks. Wat zou Jezus bedoelen? Wat kunnen we van Maikel leren?' De grote zus Anne dacht na en keek eens naar Maikel. Wat kon je nou van Maikel leren? Maikel kon niet zingen, niet praten, niet lopen... eigenlijk kon hij alleen maar stinken en boeren en huilen! ‘Nou? Wat kun je van Maikel leren?' Anne keek naar de vloer en zei met zachte stem: ‘dat ie zo lief is!' Dat moest Maikel gehoord hebben. Hij wurmde zich in mamma's armen met zijn hoofd omlaag en wees naar Anne en kraaide.