Kribbe en graf

De Bijbel bevat twee kerstverhalen over Jezus. Daar hebben Mattheus en Lucas voor gezorgd. Ze doen het elk op hun eigen manier, maar leiden ons allebei naar Bethlehem. Na de tocht uit Nazareth in Galilea naar Judea brengt Lucas het verhaal van de geboorte van Jezus en de komst van de herders rond de kribbe. Lucas situeert het ten tijde van keizer Augustus en van de landvoogd Quirinius. Het is alsof hij al een band wil leggen tussen Rome en Bethlehem. Hij is de schrijver van twee boeken: het derde evangelie en de Handelingen van de apostelen. Hij laat zijn tweede boek eindigen in Rome. Lucas er is niet over verwonderd dat onze tijdrekening bepaald wordt vóór en na Christus. Christus staat voor hem in het midden van de geschiedenis.

Mattheus laat zijn verhaal op een bescheidener manier beginnen, namelijk bij de zorgen van Jozef over wat er met zijn verloofde te gebeuren staat. Bij Lucas gaat het over wereldgeschiedenis, bij Mattheus over een familiegeschiedenis (Dort also Weltgeschichte – hier Familiengeschichte, Propst Wolfgang Schmidt, Göttinger Predigten). Maar beide evangelisten hebben Jezus doorheen zijn stamboom geplaatst in een lange voorgeschiedenis.

Mattheus brengt daarna bij Jezus mensen die van ver komen, magiërs uit het Oosten. Hij laat al vlug de tegenstand aanvoelen, die Jezus zal kennen. Jeruzalem wil van het kind niet weten en zij die volgens de boeken weten waar hij geboren wordt, gaan toch niet naar Jezus toe. Beide verhalen bevolken onze kerststal. In Frankrijk zou de kerststal niet meer in de publieke ruimte mogen staan.

Geen van beide evangelisten heeft het over een os en een ezel, over sparren en dennen. Zij laten ons vrij om met vertedering te kijken naar een klein kindje. Maar bij beide gaat het vooral om wie dit kindje is, wat hij zal verwezenlijken en wie hij worden zal. Zij hebben vanuit het perspectief van de toekomst het kindsheidsevangelie geschreven.

Een pageboren kind in doeken gewikkeld

Zowel Jozef als Maria weten over het diepe geheim van Jezus. Jezus zal zijn volk redden. De naam Jezus betekent: God helpt. Hij is de Emmanuel. Dit woord staat aan het begin bij Mattheus en komt terug op het einde van zijn evangelie. Bij Lucas had Maria eveneens gehoord wat de toekomst van haar kind zal zijn: Zoon van de Allerhoogste. God is met ons door dit kind en doorheen gans zijn geschiedenis.

Zij die hem het best vatten zijn herders. In gans het evangelie van Lucas is er een voorkeursliefde voor de armen. Het is alsof zij betere ogen hebben om te zien wie Jezus is.

Bij het kind in de kribbe is meteen de verbondenheid met alle kinderen ter wereld opgeroepen: zij die liefdevol in hun familie opgenomen worden, zij die geen ouders hebben, die vlug verstoten worden, die miskend zijn, die omkomen in oorlogen en door te vluchten.

Kerstmis is het begin van een weg. Geboren, gekruisigd, gestorven, verrezen. Hij is omwille van ons geluk tot ons gekomen. Christenen gaan met hem op deze weg. Kerstmis is daartoe een uitnodiging.

Een aantal commentatoren ontdekken gelijkenissen tussen Jezus in de kribbe en Jezus in het graf. Zo zijn de doeken waarin hij wordt gewikkeld (Lc. 2,7) eveneens deze waarin zijn dode lichaam zal worden gewikkeld (Lc. 23,53). De kribbe is ook zijn graf. “Misschien staat geboren en gestorven in werkelijkheid niet zover uit elkaar? Verwijst Kerstmis al niet naar Pasen? En het hout van de kribbe naar het hout van het kruis? Op de oosterse iconen van Jezus’ geboorte, ligt het pasgeboren kind in de donkere holte van een grot, gehouwen in de rots. Het is gewikkeld in windsels. En het is niet duidelijk of dit de windsels zijn van een boreling of die van een dode. Is dit een pasgeborene in zijn wieg of al een dode in het graf? De geboorte van dit kind was werkelijk binnengaan in een bestaan ten dode” (De schone belijdenis. Over het Credo, Verklaring van de bisschoppen van België, september 2009).

Uit het Nederlandse iconenatelier Hüsstegge komt zulk een icoon, Jezus is geboren, in doeken gewikkeld en in een kribbe neergelegd. Hij rust aan het hart van Maria. Hij heft zijn ene hand met een zegengebaar naar ons toe en zijn andere hand rust in die van Maria. De kribbe verwijst naar het graf waaruit Hij zal opstaan op de derde dag na zijn lijden en sterven. De os en de ezel staan voor heel de schepping. Ook de Duitse priester Sieger Köder schilderde een kersttafereel waarin de kerstkribbe wordt samengebald met het lijden en de verrijzenis.

In ons Credo belijden we dat Jezus geboren is uit de Maagd Maria en dat zijn oorsprong bij God is. Wij voegen er onmiddellijk aan toe dat hij geleden heeft, gekruisigd werd, begraven werd en dat hij is verrezen.

De Joodse kunstenaar Marian Bohusz heeft in zijn triptiek ‘Resurrection’ langs drie taferelen de kern van het christelijk geloof proberen weer te geven. De weg van Jezus’ menswording in een familie op Kerstmis gaat langs zijn kruisdood op Goede Vrijdag naar de verrijzenis op Pasen (Katrien Cornette, Dood en eindigheid: een komma, geen punt, in Licht aan de Horizon, Halewijn, 2006).

In het oude kerstlied “De Herders lagen bij nachte” zingen wij over drie stralen. Deze verlichten eveneens de kerstnacht van het jaar 2016.

Kerstmis laat ons in alle tijden drie stralen ontdekken. Een straal die komt van God en een straal die komt van het kind in het kribbe; licht van boven en licht van beneden, dat op zijn beurt in ons het licht ontsteekt en doet stralen.

We mogen als blije mensen weggaan van de kribbe. In de kerstnacht kan aan ons gebeuren wat sint Augustinus verwacht van elke goede verkondiging. Dat zij de ogen van het hart reinigt zodat we beter zien en juister handelen. Zoals de herders en de wijzen kunnen we langs eenzelfde of een andere weg terugkeren, maar met vreugde en dankbaarheid omdat God ons nabij is gekomen.

Wir fassen keinen Gott als den,

der in jenem Menschen ist,

der vom Himmel kam.

Ich fange bei der Krippe an.

Maarten Luther

Er is immers geen andere God dan deze die in de geboorte en in het leven van Jezus tot ons is gekomen.