Gedenken wij dankbaar

Eucharistie is danken. Op Sacramentsdag danken wij heel in het bijzonder om het geschenk dat Jezus ons gaf op Witte Donderdag. In tijden dat de Kerk als het ware over het dorp uitdijde, gebeurde dit vaak met een sacramentsprocessie, een biddende tocht waarin God met zijn volk mee optrekt. Een processie is een vorm van manifestatie, het zich toe-eigenen van de publieke ruimte. Het onderweg zijn, het erop uit trekken, de tocht, dit behoort tot de grote monotheïstische godsdiensten (Exodus en Hegira).

Dit feest van Sacramentsdag is ontstaan onder impuls van Juliana de Cornillon  (1193-1258) en werd in 1246 voor het eerst in het bisdom Luik gevierd. Paus Urbanus IV heeft in 1264 dit feest tot de ganse kerk uitgebreid. Dit is nu 750 jaar geleden.

Wij danken de Heer om zijn grote daden door samen bijeen te zijn rondom zijn woord en zijn brood. Een eucharistie heeft op eerste zicht weinig spectaculairs. Ze verloopt volgens een vast schema. Niet gemakkelijk voor hen bij wie beweeglijkheid, verandering en afwisseling troef zijn.

Symbolen in de kerk

De eerste christenen kwamen samen in een of ander huis. In Jeruzalem bleven ze aanvankelijk naar de tempel gaan. De gewijzigde positie van de Kerk met Constantijn gaf haar de mogelijkheden eigen ruimtes te bouwen. Afhankelijk van de ouderdom van het gebouw en van de smaak van de opdrachtgevers hebben kunstenaars, schilders, glazeniers en vakmensen versieringen aangebracht. Deze houden dikwijls verband met de eucharistie. De kunstenaars brachten grisailles aan met taferelen uit het Oude Testament, zoals dit met het offer van Melchisedech, of dat van het manna en de toonbroden. Daarnaast taferelen uit het Nieuwe Testament met de Broodvermenigvuldiging of mozaïeken met twee vissen en vijf broden. Je kan een afbeelding zien op een oude communiebank van de pelikaan, die met zijn bloed zijn jongen voedt.

Zelfs in een kaal kerkgebouw staan minstens twee of drie voorwerpen: de ambo, een altaartafel en het tabernakel. De tafel kan een blok zijn of een reeks opgestapelde stenen, die dan verwijzen naar het offer. In plaats van de oude offers kwam het levensoffer van Jezus. Het altaar kan een tafel zijn. Deze verwijst naar de maaltijd, zeker naar die laatste keer dan Jezus met zijn leerlingen samen was.

Witte Donderdag

Aan tafel eten we van de vruchten van de aarde en het werk van mensen. Alles wat op tafel komt is de vrucht van inspanning en het resultaat van een wordingsproces. De graankorrel moet sterven om veelvuldig vrucht te kunnen geven. Graankorrels worden gemalen om bloem te zijn voor het brood. Druiven groeien aan de ranken. Ze worden geplukt en geperst. Er komt niets op tafel of het heeft moeite gekost en inspanning gevergd.

Jezus gebruikte brood en wijn opdat deze de tekenen zouden worden van zijn lichaam en zijn bloed. Hij gaf zich als voedsel en drank. De altaartafel is opgericht op Witte Donderdag, voordat Jezus binnentrad in de nacht van zijn lijden.

Goede Vrijdag

Op het altaar – of dicht erbij – ligt, staat of hangt een kruis. Her kruis is Goede Vrijdag, de dag van het sterven van Jezus. Hij was overgeleverd aan de handen van mensen. Door zich aan God en de mensen te wijden is hij doorheen het lijden gegaan.

Wijden doet lijden. Het woord ‘offer’ is uit onze woordenschat gebannen. Het past niet in een op succes gerichte levensstijl. Het wordt er hoogstens nog aanvaard als een middel naar het succes. Een sportman moet trainen en aan heel wat verzaken om goed te scoren. Een manager moet heel wat laten staan, soms tijd en aandacht voor zijn familie opofferen om carrière te maken. Te laat ziet hij dan in dat hij ondertussen veel verwaarloosd heeft. Hij was er niet toen zijn kinderen opgroeiden.

Het offer als een houding van zich weg te cijferen ten voordele van een medemens heeft geen goede pers. Het staat haaks op een ego cultuur. Elk vruchtbaar mensenleven volgt de weg van de graankorrel. Jezus heeft zich gegeven. Op die wijze heeft hij het verbond van trouw bevestigd, dat zijn Vader met de mens was aangegaan. Elk stevig verbond gaat doorheen de pijn van een Goede Vrijdag. De eucharistie ontvangen, dit is verkondigen dat de Heer is gestorven. Ze heeft de smaak van Goede Vrijdag.

Geven, breken, delen, dit zijn grondhoudingen in het leven van mensen. Het zijn de gebaren die Jezus stelde bij het Laatste Avondmaal, toen hij het dankgebed uitsprak, het brood brak en de beker nam, zegende en deelde. Grondhoudingen van een mensenleven zijn in de eucharistie samengebald.

Pasen

Jezus is aanwezig in de tekenen van brood en wijn. Dit kan omdat hij is verrezen en op een nieuwe wijze werkzaam. Bij de communie zeggen we ‘amen’. Wij geloven dat Jezus als Verrezen dicht bij ons is en in ons komt. Hij is voedsel, niet om onze hongerige maag te spijzigen, maar om met ons te zijn op onze levenstocht.

De evangelist Johannes heeft een paasverhaal waarin Jezus aan de oever van het meer een houtskoolvuur had aangestoken, met wat vis erop en brood (Jo. 21,9). Deze plaats heet mensa Domini, de tafel van de Heer. In elke eucharistie zitten we aan de tafel van de Heer. De verrezen Heer zit ze voor. In elke eucharistie luidt de paasklok. Zijn offer was niet nutteloos. Hij heeft zich een nieuw volk verworven en hij smeedt dit nauw aan elkaar door de eucharistie.

Eucharistie en leven

Bij de communie treden we langs de verrezen Heer in gemeenschap met alle anderen, die waar ter wereld diezelfde Jezus ontvangen.         In de eucharistie groeit het Lichaam van Christus. Ons amen bij de communie is tevens een amen over ons toebehoren tot de gemeenschap van de Kerk. Vanuit de eucharistie is de Kerk geroepen om verdeeldheid op te heffen, vrede te stichten en behoeftigen te spijzigen. De Heer is gebroken brood voor een nieuwe wereld.

Tabernakel

Kerken hebben een tabernakel. Het heeft een Bijbelse voorgeschiedenis met de tent, waarin de stenen wettafels werden bewaard. De tent voor de ark van het verbond.

In het tabernakel wordt het geconsacreerde hostiebrood bewaard. De hosties dienden allereerst voor de communie bij de zieken. De Heer Jezus is aanwezig in de hosties, geconsacreerd tijdens de eucharistieviering. De eucharistische vroomheid uit zich in de eerbied die we ervoor betuigen, o.a. door een kniebuiging, maar vooral in de tijd die we voor het tabernakel aan aanbidding besteden. De eucharistie drukt op een heel sterke wijze uit wie God voor ons wil zijn, nl. de aanwezige. Uiteraard is Gods aanwezigheid op aarde steeds gesluierd. Zelfs het eucharistisch brood is nog een sluier, maar Jezus wil op deze wijze aanwezig zijn.

Wanneer we voor het tabernakel knielen of zitten, denken we aan wie Jezus was toen hij in Palestina leefde en doorheen zijn lijden en dood naar zijn Pasen is gegaan. Wij geloven dat hij als verrezen dicht bij ons is. We kijken uit naar de dag waarop hij zal wederkomen. Biddend voor het tabernakel vertrouwen we hem onze zorgen toe en vragen dat wij in onze wereld iets van de vreugde van het koninkrijk mogen uitdrukken.

O heilig gastmaal 
waar Christus genuttigd wordt; 
waar zijn lijden herdacht wordt, 
waar de ziel met genade wordt gevuld. O heilig gastmaal! 
waar Christus genuttigd wordt; 
waar de ziel met genade wordt gevuld 
en ons het onderpand voor toekomstige 
heerlijkheid gegeven wordt. 
O heilig gastmaal

Als gevolg van de grotere verering van de aanwezigheid van God in de Eucharistie en de hostie, moest ze meer verheven zijn en zelf in de aandacht kunnen worden gebracht. Daarom werd ze in een zelfstandig, torenachtig bouwseltje ondergebracht. Het sacramentshuis is de bewaarplaats voor de Eucharistie, vaak in of bij de noordwand van het koor. Sacramentstorens zijn tabernakels in de vorm van een toren. De Sint-Leonarduskerk van Zoutleeuw - een kerk in romaans-gotische stijl – bezit een sacramentstoren (1552), gebeeldhouwd door Cornelis Floris de Vriendt. De Sint-Pieters te Leuven en de Sint Jacobskerk in Gent hebben eveneens een sacramentstoren.

Met de eucharistie en de verering van de eucharistie ging een rijkdom gepaard aan kelken, cibories en monstransen. Bij de viering van het achthonderd jaar bestaan van de Clarissen stond in het museum De Mindere te Sint-Truiden als pronkstuk een hoge toren van gouden en zilveren monstransen, cibories, kandelaars en kelken. Kunstenaar Hugo Duchateau bootste daarmee een sacramentstoren of pinakel na met een spits van vijf meter hoog.

De installatie past bij de spiritualiteit van de Clarissen en de Minderbroeders. Het klinkt tegenstrijdig. De orde legde in navolging van Franciscus de gelofte van armoede af en toch omringden ze zich rijkelijk met goud. Maar in hun kloosters en kerken werden nooit voorwerpen uit vol goud vervaardigd. Kelken en cibories waren met bladgoud bewerkt en de meeste voorwerpen zijn van weinig waarde. De waarde ligt uitsluitend in het vakwerk. Voor de Zusters straalt het blinkend goud de rijkdom van de geest uit. ‘Licht heeft iets goddelijks', zegt kunstenaar Duchateau. Bij een zoektocht in het depot en op de zolders van het museum was hij verrast door de massa liturgische voorwerpen die de minderbroeders uit hun kloosters en kerken hebben samengebracht. Ze lagen er opgeslagen en werden nooit tentoongesteld.

Nieuwe religieuze bewegingen geven veel aandacht aan de ‘aanbidding’. Een van de voorbeelden is de gemeenschap Pain de Vie. Deze heet nu Maison de Pain de Vie. De leden leven zeer arm en hun werkterrein is tussen de armen. Om aan armen, gedrogeerde en marginale brood te kunnen geven en een onderkomen te verlenen besteden ze tijd aan het gebed en knielen ze aanbiddend neer voor het uitgestelde sacrament. Tijdens de Allerheiligencongres van 2006 in Brussel getuigde de Zwitsers priester Nicolas Buttet, stichter van de gemeenschap Eucharistein.

L’abbé Pierre, de verdediger van de daklozen, stichter van de Emmaüs-gemeenschap beweerde dat hij nooit zo actief had kunnen optreden, mocht hij niet voordien jarenlang een ervaring gehad hebben als contemplatief en mocht hij geen tijd besteden aan aanbidding. “De aanbidding - zo schreef hij in zijn boek Testament - is deze van de aanwezigheid van God in het tabernakel. Nergens ter wereld vaart een boot uit zonder vaste ankerplaats in een haven. Het tabernakel wil juist dit zijn: de haven van waaruit men vertrekt en waarheen men terugkeert.”