De grens met de eeuwigheid (2011)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

SALE

Het zal niet lang meer duren, vrees ik, totdat we allemaal Engels spreken. Onlangs had ik me voorgenomen om niets meer te kopen in een zaak waar het woord SALE voor het raam hing. Ik heb het opgegeven. Het hing overal. Sale, shoppen, kids, fun, big, relaxed, flowers, store..., menig kind weet niet eens dat het Engelse woorden zijn. Verkopers proberen het jonge volk te trekken; ze werken aan een jeugdig image en spreken de taal van de popzenders. Kopen en verkopen, kleren en eten, ze zijn een doel op zichzelf geworden. Op de televisie zie je voornamelijk kookprogramma’s.  Laatst zei iemand: ‘Gelukkig is het koopzondag. Ik hoef niet naar de stad, maar ik word zenuwachtig als ik nergens iets kan krijgen.’


BIRDS

Jezus stelt de vogels en de bloemen tot voorbeeld aan mensen die de hele dag druk zijn met ‘jeans’ en ‘food’. Jezus heeft niets tegen commercie. Hij is niet tegen kleding en voedsel. De voleinding in de eeuwigheid vergelijkt hij menigmaal met een coupieus bruiloftsmaal. Maar Jezus is wel bang dat mensen ongelukkig worden. De ontevreden, onverzadigbare consumenten wijst hij op de schoonheid van de bloemen en de vrijheid van de vogels.
Een jaar of drie geleden vormden deze vogels en bloemen het thema van de eerste communiemis. Ook dit jaar vertellen we het. De kinderen zongen er een liedje over. U kent het wel: ‘De vogels hebben geen supermarkt...’ Ze zaten in een grote kring hier op het koor. Ik vroeg hun: ‘Wat zou Jezus bedoelen? Wat kunnen we dan leren van de vogels?’ Daar hoefden ze niet lang over na te denken. ‘Fluiten’ riep een jongetje. ‘Kun je fluiten?’, vroeg ik. ‘Eigenlijk mag het in de kerk niet, maar voor deze ene keer, en omdat Jezus het zei: laten we de vogels maar eens nadoen!’ En even maakten de communicantjes vogelgeluidjes. Tenminste de meesten, want je zag aan sommige monden dat ze het fluiten nog niet machtig waren.


FLOWERS

‘En wat kunnen we van de bloemen leren?’, vroeg ik. Dat was moeilijker. Aarzelend stak een meisje haar handje omhoog. Ze zag er prachtig uit. Had waarschijnlijk die ochtend de kapster al op bezoek gehad. Als een heuse bruid had ze waarschijnlijk al uren voor de spiegel gezeten, maar nu was ze elke pose kwijt en ze zag er werkelijk stralend uit in een wankele mengeling van verlegenheid en charme en ze zei zachtjes: ‘lekker ruiken!’ ‘Heel goed! Dat kunnen we van de bloemen leren: om lekker te ruiken.’ Dit antwoord bracht me overigens niet dichter bij het evangelie, dus zei ik: ‘De bloemen laten ons zien hoe je rustig kunt worden en gewoon lekker mooi mag zijn! Kunnen jullie dat? Gewoon mooi zitten te zijn?’ Veel kinderen gingen spontaan wat rechtop zitten en keken stralend om zich heen. Op dat moment draaide ik me naar de kerkgangers toe en tegen de ouders, tantes, opa’s en andere gasten zei ik: ‘Nou u! Gaat u ook eens even mooi zitten te zijn. Laten we eens helemaal niets anders doen dan er zijn, dan te bestaan in het besef dat we Gods mooie en lieve kinderen zijn. Bemind en geborgen.’ Ik liet de stilte even in de kerk hangen.


THIS MOMENT

‘Er zijn’ is de zin van het leven. Niet onze prestaties. Niet de voldoende voor de toets. Niet de ‘Outlet Fashion Factory’, niet de overwinning op het voetbalveld, niet de staatsloterij en zelfs niet de eerste boontjes uit de eigen tuin. Daaraan vooraf gaat het basisvertrouwen dat we Gods mooiste kinderen zijn. Dat is pure genade. Daar leef je uit. Morgen heeft genoeg aan zijn eigen verdriet dus laat dat niet de dag van vandaag overschaduwen. Geniet nu van de zon en de regen.
Jezus pleit ervoor dat we meer gaan leven in het hier en nu. Al te vaak toeven we in de sombere gedachtes aan ziektes en angsten van later en vroeger. Je kunt die niet tegenhouden. Oefen je liever in overgave aan het moment, want niet ‘later’ grenst aan de eeuwigheid, maar ‘nu’!


SPREEKKAMER

Lieve kinderen. Het was doodstil in de wachtkamer. Bij de deur zat een mevrouw met een tas op haar schoot. Die hield ze met beide handen stevig vast. Ze keek strak voor zich uit. Ze had al drie weken buikpijn. Ze had gedacht ‘dat gaat wel vanzelf over’, maar ineens was ze bang geworden. Haar oude moeder had vroeger ook zo’n buikpijn gehad. De vrouw drukte de tas tegen zich aan. Daarnaast zat een oude man. Hij had een stok in de hand, maar die kon hij niet stil houden. Hij had zijn ogen bijna dicht. Zijn hoofd bibberde een beetje. Hij kon niet goed meer lopen en lag alle nachten te piekeren over zijn vrouw die dood was. Het was akelig stil in de wachtkamer. Er hing angst in de lucht. Naast de man zat een jong meisje. Ze was lerares. Sinds een jaar gaf ze les. Dat was niet gemakkelijk. De kinderen wilden geen les. Het leek wel of ze haar niet aardig vonden. Ze was ze al een paar dagen hees. Het was akelig in de wachtkamer. In de lucht hingen angstige toekomstdromen en pijnlijke herinneringen. De kleine Lisa had dat zo’n tijdje aangezien. Toen kon ze er niet meer tegen. Ineens zei ze keihard: ‘Ik kan een kunstje doen!’ Ze ging midden in de kamer staan. De oude vrouw begon vriendelijk te lachen en zette haar tas naast zich neer. De oude man sperde zijn ogen open, knikte vriendelijk en hield daar niet meer mee op. De jonge vrouw zei enthousiast: ‘Ik ben benieuwd!’ En Lisa maakte een heuse koprol in de wachtkamer. De oude vrouw zette haar tasje neer en begon te klappen. De oude man zei ‘Geweldig’, de juffrouw was opgesprongen om haar overeind te helpen en Lisa zei: ‘Zo. Nou jullie!’