Christus Koning (1999)

Het is een mooie Evangelie-lezing, met een schitterende beeldspraak van Jezus. Toch zou je op dit feest ook andere schriftlezingen kunnen gebruiken. Volgend jaar horen we op ditzelfde feest het Evangelie volgens Johannes. Daarin vraagt Pilatus: 'Zijt Gij de koning der Joden?â, waarop Jezus uiteindelijk antwoordt: 'Ja, koning ben Ik. Hiertoe werd Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Alwie uit de waarheid is luistert naar mijn stemâ. Wanneer we nog een jaar verder kijken, dan horen we op dit feest het Evangelie volgens Lucas. Dan spotten de soldaten: 'Als Gij de koning der Joden zijt, red dan Uzelfâ. Dan zien we op naar de vier letters boven het kruis, INRI, Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum, Jezus van Nazaret, Koning van de Joden. Je zou ook nog andere lezingen kunnen noemen, de lezing dat de soldaten een doornenkroon op zijn hoofd zetten, een rietstengel in zijn hand drukken en Hem als koning bespotten en slaan. Je zou ook de beproeving in de woestijn kunnen lezen, waarin de macht van het kwaad, de duivel of Satan, Hem in zijn roeping onderuit probeert te halen door hem te zeggen: deze koninkrijken geef ik je allemaal, als je in aanbidding voor mij neervalt.

Daarmee vergeleken, vormt de lezing van vandaag een schril contrast: Vandaag horen we: 'Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen, dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorieâ. Een troon van glorie, dat is iets anders dan een houten kruis waaraan hij hangt te sterven. En Hij komt in het bijzijn van alle engelen, dat is iets anders dan de soldaten en zijn tegenstanders die Hem bespotten en doden. Is dit Evangelie nu een Bijbelse vertaling van: 'wie het laatst lacht, lacht het bestâ? Of: 'boontje komt om zijn loontjeâ, of 'eerlijk duurt het langstâ, of de uitspraak van Jezus Zelf: 'de eersten zullen de laatsten zijn en de laatsten zullen de eersten zijnâ. Alles lijkt hier immers omgekeerd.

Dat koningschap van Jezus is niet zo simpel. De lezing van vandaag kan ons gemakkelijk op het verkeerde spoor zetten. Zowel het begin met die troon van glorie alsook het einde: ÎDeze zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige levenâ. Het lijkt allemaal te simpel en voor velen niet van deze tijd. Woorden uit oude preken over hel en verdoemenis, over een loon voor een rechtvaardig leven, over een definitief oordeel. We hebben er in deze tijd moeite mee.

Dat middenstuk komt ons nog het meest aannemelijk over. Hoe hebben wij gehandeld met onze naaste? Tegelijk is dit misschien uiteindelijk wel het moeilijkste. Daarvoor zien we naar Jezus grootheid. Wat is zijn troon van glorie? Dat is dit: dat alles, werkelijk alles, zal worden gemeten aan zijn leven, aan zijn woord. U kent het begrip ijken. Een weegschaal moet geijkt worden, daarvoor nemen ze een heel precieze weegschaal en vergelijken die met de ander. Jezus is zoân ijkweegschaal, zoân ijkmaat. Maar niet zomaar een ijkmaat, maar dè ijkmaat, dè maat voor alle maten, de toets voor alles, Hij is het ultieme controlepunt voor al ons handelen, denken en spreken.

Toch is dat niet iets waar Hij van geniet. Hij vertelt deze gelijkenis niet als een staaltje van opschepperij of gelijkhebberij, zoals: 'Ik zal toch lekker winnenâ, ook niet in de sfeer van de overwinnaar; 'I am the championâ. Alles wat Jezus zegt en doet is uiteindelijk toch voor ons bestemd. Alles zegt en doet Hij om ons verder te helpen. Zo krijgen die eerste en laatste woorden een andere klank. De glorie en de veroordeling, Hij vertelt het om ons te helpen. Het gaat Hem om ons, dat de liefde van God in ons de overwinning behaalt. Die goddelijke liefde heeft Jezus Zelf ten volle gerealiseerd in zijn leven om het ons voor te doen. Alles wat hij in dit verhaal vertelt, heeft Hij Zelf gedaan. Hij heeft hongerigen en dorstigen gevoed, naar lichaam en ziel, mensen die gevangen waren in hun eigen zwakheid of ziek op velerlei manieren heeft Hij niet alleen bezocht maar hen bevrijd en genezen, mensen uit het buitenland, maar ook uitgestotenen en andere vreemdelingen nam Hij weer op, melaatsen verloste Hij van hun naaktheid door hen te genezen.

Hij herstelde mensen in hun waardigheid, door te zeggen: 'ook deze is een zoon van Abrahamâ, door hen te laten zien dat zij voor Hem kind van God zijn. Hij herstelde Gods gelaat in zijn naaste, en Hij kon dat omdat Hij in zijn naaste God zelf zag. Daar sluit ook de slottekst bij aan, die harde woorden van de veroordeling. Hij zegt het als een waarschuwing, een oproep om ons wakker te schudden: wie God niet zoekt en herkent in zijn naaste, in de arme, de bedelaar, de verschoppeling, de machteloze mens, ja zelfs in de bandiet die niet los komt van zijn verleden, in de buurman en de buurvrouw, in die mens waar je zo'n hekel aan hebt of waar je steeds mee in de clinch ligt, wie God niet in iedere mens leert zien, die zal God ook niet meer kunnen vinden in zijn heerlijkheid, die zal uiteindelijk knarsentandend aan zichzelf zijn overgeleverd. Wie niet hier op aarde begint op de weg van Jezus, zal daar uiteindelijk die weg niet kunnen voltooien.

Een heilige die ons hierin altijd heeft geïnspireerd, is de heilige Martinus van Tours. U kent hem als de jonge soldaat die zijn mantel doormidden snijdt en deelt met een bedelaar. Hij ziet 's-nachts in zijn droom Jezus met zijn doorgesneden mantel en hij ontdekt dat hij in die bedelaar Jezus zelf heeft geholpen. Martinus zal die ervaring trouw blijven, ook als hij later zo'n soort beproeving heeft als Jezus in de woestijn. Martinus ziet dan een koning naar hem toekomen, schitterend mooi, hij lijkt op Jezus in zijn glorie. Maar Martinus doorziet de beproeving en hij blijft trouw aan het Evangelie. Hij heeft Jezus juist leren herkennen in de arme, in de verschopte, in de gehandicapte, in de minderbegaafde- en kleine mens. Hij zal zich niet laten verleiden om Jezus te zoeken in rijkdom, macht en aanzien, in luxe en aardse genoegens.

Een ander voorbeeld is Moeder Teresa. Zij heeft haar zusters geleerd om ieder dag te beginnen met een uur aanbidding. De heilige hostie wordt op het altaar geplaatst, zichtbaar voor iedereen. Als de zusters door het geloof Jezus leren zien in dat nederige brood, zo eenvoudig - wat stelt het helemaal voor? - als zij daarin slagen, zullen zij Jezus ook kunnen herkennen in de arme, in al diegenen die bij hen aan huis komen voor opvang of een maaltijd, voor kleding of een bemoedigend woord. Wie Jezus herkent in het gebroken Brood, herkent Hem ook in de gebroken mensen.

Jezus wil ons oproepen, niet bang maken, bemoedigen, niet afschrikken. Wij zullen niet beoordeeld worden of wij naar ons idee de wereld hebben gered, of we grote dingen hebben gedaan, roem en eer hebben behaald en uitgebreid hebben genoten van ons bezit. Dat hebben al diegenen aan zijn linkerhand waarschijnlijk wel gedaan. Maar daarmee groeit Gods Koninkrijk niet. Hij wil ons uitnodigen voor zijn heerlijkheid, zijn troon van glorie en Hij wijst ons de weg. De goddelijke weg van de liefde, de weg van het ware koningschap. Amen.