Gelukkig wie leven naar Gods bedoelingen (2005)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 538 niet laden
De laatste drie weken van het kerkelijk jaar lezen we het 25e hoofdstuk van het Matteüsevangelie, vorige week over de domme en verstandige meisjes en volgende week het oordeel van de Mensenzoon en de scheiding van de bokken en de schapen.
Vandaag horen we over de man die naar het buitenland gaat, en zijn bezittingen verdeelt over zijn knechten tot het moment van zijn terugkeer. Het gemeenschappelijke thema van deze drie zondagen is de terugkeer van de Mensenzoon en de vraag in hoeverre de volgelingen van Jezus hierop voorbereid zijn.
Ook al leven wij tweeduizend jaar later niet met dezelfde verwachting van zijn onmiddellijke wederkomst, toch krijgen wij dezelfde vraag voorgeschoteld: zijn wij - op dit en op elk moment van ons leven - bereid om rekenschap af te leggen? Voor ons allemaal mag dit een aanleiding zijn niet om ons bang te laten maken, maar wel om te zien hoe we onszelf kunnen verbeteren, bekeren.

God vertrouwt veel aan ons toe, zo zegt Jezus in de parabel van vandaag, aan ieder van ons, niet alleen aan degene met de vijf talenten of met twee, maar ook degene met het ene talent heeft een heleboel gekregen. Wij zijn geneigd om talent te verstaan in onze hedendaagse Nederlandse betekenis van begaafdheid, en dat mag ook, maar de oorspronkelijke betekenis is die van een Griekse munteenheid uit die tijd, en wel de grootste die er bestond: per stuk waard 6000 denariën oftewel 6000 daglonen. Dit betekent heel concreet dat de dienaar met het ene talent voor dit geld twee maanden lang honderd mensen in dienst had kunnen nemen, of het desnoods alleen maar naar de bank brengen. Kortom, hij had heel veel mogelijkheden, en zijn heer bleef lang weg, staat er; van dit bedrag had hij twintig jaar ongestoord kunnen leven, maar intussen deed hij niets.
Van ons wordt verwacht dat we ons bewust zijn van onze talenten en die durven gebruiken. Daarvoor krijgen we een leven lang de tijd, maar niemand weet hoe lang dit duurt. Dit vraagt van ons dat we niet uitstellen, maar elke dag onze talenten benutten, ja er mee woekeren.
Daartegenover staat een grote beloning. De eerste twee dienaren krijgen bij terugkomst van hun heer nu het dubbele, en beiden worden zonder onderscheid uitgenodigd te komen delen in de heerlijkheid van hun heer.

In de eerste lezing krijgen we een voorbeeld van een vrouw die met haar talenten heeft gewoekerd. Vrouwen kregen en krijgen niet altijd de kansen die zij verdienen en moeten in een mannenmaatschappij harder knokken dan mannen om hetzelfde te bereiken. Dat gold zeker zo sterk voor de maatschappij aan het begin van onze jaartelling, waar je zou verwachten dat hun rol beperkt blijft tot binnenshuis, zoals wij dat bijvoorbeeld in sommige Marokkaanse gezinnen in onze buurt ook nu zien. En toch slaagde de Sterke Vrouw uit het boek Spreuken erin het maximale uit haar leven te halen ten bate van haarzelf, haar familie, huishouden, bedrijf en haar wijde omgeving inclusief de armen. Zij zorgde ervoor dat haar man en kinderen niets tekort kwamen, gaf leiding aan de productie van hun bedrijf: kocht en verkocht, vervulde ook een maatschappelijke rol: ze ging naar de markt en de stadspoort, was daar gezien en geliefd. En alsof dat alles niet genoeg is, had zij ook nog oog en zorg voor de noden van de armen. Met recht wordt van haar gezegd dat deze vrouw die de Heer vreest, moet worden geëerd.

Twee opmerkingen zou ik wel willen maken over deze Sterke Vrouw. Van de ene kant is het niet de bedoeling zo'n ideaal type neer te zetten dat alle echte mensen van vlees en bloed - en dan met name de vrouwen - door de vergelijking met haar worden neergehaald. Deze lofrede gaat over een symbolische figuur in wie al deze eigenschappen samenkomen. Dat blijkt ook al uit de vorm waarin deze lofrede in het Hebreeuws is overgeleverd in de vorm van een gedicht waarin elke zin begint met de volgende letter uit het alfabet. Hierdoor wordt haar perfectie nog eens benadrukt: zij verzorgt alles volledig van a tot z. Van de andere kant schetste deze lofrede ook voor die tijd een herkenbaar realistisch beeld. Hieruit moeten we concluderen dat er kennelijk ook toen zulke zelfstandige vrome vrouwen waren die een dergelijke rol in de familie en bredere samenleving vervulden. Ook al waren ze dan niet perfect, ze waren en blijven wel een modelfiguur, niet alleen voor vrouwen maar ook voor mannen.

Daarom zou ik willen besluiten met de eerste lezing en de psalm te citeren. Een vrouw die de Heer vreest, moet worden geroemd. Gelukkig is de man die leven mag met God. Gelukkig zijn wij als we leven naar Gods bedoelingen.