3e zondag door het jaar A - 2005

Zusters en broeders,

Het gebeurde in het jaar 30 na Christus. Jezus had zich in de Jordaan door Johannes laten dopen, en die had in Hem de Messias herkend. Hij had de Geest over Hem zien neerdalen en de stem gehoord die sprak: “Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.” En dus had Johannes vol vuur verkondigd: “Deze is de Zoon van God.” Maar nu was hij in de gevangenis geworpen. In Judea was het gevaarlijk werken voor profeten die bekering preekten, want de hogepriesters, de schriftgeleerden en de farizeeërs duldden geen mensen die nieuwe paden wilden betreden en nog minder duldden ze profeten die kritiek op hen hadden, zoals Johannes. Zij vonden dat alleen zij het recht op verkondiging hadden, en al wie daar anders over dacht, kreeg met hen te maken.

Dus week Jezus veiligheidshalve uit naar Gallilea, de landstreek waar Hij zijn jeugd had doorgebracht. Maar Galilea, dat was in de ogen van die van Judea een halfverwilderd en ook halfheidens gebied. Om vanuit Judea daar te geraken, moest je immers door Samaria, en dat was helemaal een heidens zootje. Je was dus al besmet vóór je in Galilea aankwam. Een jood die recht in zijn schoenen stond, ging dus in een grote boog om Samaria heen als hij in Galilea moest zijn. Jezus stónd recht in zijn schoenen, maar dan wel op een andere manier dan die van Judea. Net als Johannes wilde ook Hij nieuwe paden betreden. Hij wist dat je niet Godvriendelijk kon zijn als je ook niet mensvriendelijk was, en Hij wist ook dat iedere mens een kind van God was. Dus nam Hij de kortste weg naar Galilea, dwars door het zogenaamd heidense Samaria. Hij ging niet naar Nazaret, waar zijn ouders woonden. Hen had Hij immers verlaten, omdat Hij zich volledig aan de dienst van God en aan de dienst van zijn medemensen wilde wijden. Hij vestigde zich in Kafarnaüm, aan de oever van het meer, en van daaruit begon Hij te prediken: “Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij.” En omdat Hij echt wel een Blijde Boodschap verkondigde, een boodschap van liefde, vrede en broederlijkheid, en ook omdat Hij echt wel al weldoende rondtrok en allerlei ziekten en kwalen genas, zag het volk dat in het duister wandelde een groot licht. En Jezus zag dat de oogst groot was, en Hij zag ook dat Hij er alleen voor stond. Dus riep Hij enkele jonge vissers, en die gingen graag op zijn uitnodiging in, want ook zij wisten ondertussen dat Hij echt wel een Blijde Boodschap verkondigde.

Het gebeurde in het jaar 2005 na Christus. De pastoor trok de deur van zijn pastorie achter zich dicht, en hij ging naar zijn kerk, waar hij de Blijde Boodschap zou verkondigen. Jaren geleden had hij het ouderlijke huis verlaten, omdat hij zich volledig aan de dienst van God en aan de dienst van zijn medemensen wilde wijden. Om aan zijn kerk te komen, moest hij door halfheidens gebied. Straten vol mensen die onder de kerktoren leefden, maar die de weg naar de kerk verloren hadden. Hier en daar ook mensen met een donker uiterlijk, en vrouwen met sluiers en hoofddoeken. Zij vereerden een andere God. En de pastoor dacht aan de woorden van Paulus die hij straks tijdens de viering zou lezen: “Is Christus dan in stukken verdeeld?” En hij dacht ook; “Vandaag is het het einde van de week van de eenheid onder de christenen. Ik mag niet vergeten daaraan te herinneren, en ik mag zeker niet vergeten ervoor te bidden.” Want de pastoor had zoveel om het hoofd dat hij wel eens iets durfde vergeten. En bovendien werd hij er ook niet jonger op. Toch verkondigde hij vol geloof de Blijde Boodschap. “Bekeert u, want het Rijk de hemelen is nabij.” En omdat hij zag dat de oogst groot was, en de werklieden weinig in getal, riep hij op om te helpen in de liturgie, om te zingen en ook zo gemeenschap te vormen, om mee te verkondigen in doopsel- en vormselcatechese, om zieken te bezoeken, om de kerk en de parochiezaal te helpen onderhouden, zelfs om voor te gaan als hij op hetzelfde uur in een van zijn vele andere kerken moest zijn. En hoewel zijn gelovigen wisten dat hij echt wel een Blijde Boodschap verkondigde, gingen slechts weinigen op zijn uitnodiging in.

Zusters en broeders, vorige week riep onze kardinaal bij de viering van zijn zilveren jubileum als aartsbisschop van Mechelen-Brussel in aanwezigheid van de overheden van dit land zijn medegelovigen op hun minderwaardigheidscomplex af te leggen, en zonder angst hun christenzijn te beleven. “We moeten het zout van de aarde, het licht op de berg zijn,” voegde hij daaraan toe. En toeval of niet, ook vorige week was het tien jaar geleden dat monseigneur Gaillot, de bisschop van Evreux, door de paus naar het niet-bestaande bisdom Partenia werd verbannen. Zijn enige ‘misstap’ was dat hij nieuwe paden wilde betreden omdat hij, in het spoor van Jezus, begreep dat je niet Godvriendelijk kunt zijn als je ook niet mensvriendelijk bent. Ook na tien jaar onrecht blijft hij van zijn kerk houden. En heel merkwaardig: deze zogenaamd dissidente bisschop sprak dezelfde woorden als de gezagsgetrouwe kardinaal Danneels. “We hebben een kerk nodig die bevrijd is van angst. En die toont dat ze gemaakt is om in dienst te staan van de kleine mensen, van de overlevers”, zei hij.

Bevrijd van angst, in dienst van de kleine mensen. Daartoe roept Jezus ons op in zijn Blijde Boodschap. Want zo brengen we het Rijk der hemelen nabij. Amen.