27e zondag door het jaar (2008)

Inleiding

Zondag, de dag van de Heer, de dag waarop we beleven dat het leven niet van onszelf is maar van God. Wij hebben zo'n dag nodig, omdat wij door te werken, door aan het leven te werken, er vanzelf zoiets ontstaat als een toe-eigening. We beschouwen het leven waaraan wij werken of gewerkt hebben als iets van ons. Het is mijn eigendom. 'Ik' moet er voor zorgen, 'ik' wil het in de hand houden, 'ik' laat het me niet ontgaan, en zelfs de toekomst wil 'ik' in de greep krijgen. Daarom dient de zondag er voor om die krampachtige neiging, om alles in handen te hebben en te houden, los te laten. Ook onszelf laten we los. God is de Heer, het is de dag van de Heer, en wij zijn kinderen van God. Dát wordt door de openingstekst vandaag heel uitdrukkelijk en uitvoerig bezongen: 'Aan uw macht, Heer, is alles onderworpen en niemand kan uw wil weerstaan.' Dat is een merkwaardige zin: 'Niemand kan aan uw wil weerstaan.' Want wat doen wij als wij zondigen anders dan zijn wil weerstaan? We noemen ons zondaars, mensen die zijn wil weerstaan. Maar het is goed om de wil van God niet te verstaan als de wil van de macht, maar als de wil van de liefde. Zijn wil is een liefdeswil. 'Ik wil jou', is wat Hij zegt tegen ieder van ons. Hij zou ons eigenlijk moeten loslaten, Hij zou ons moeten straffen, Hij zou ons moeten laten vallen. Dat zeggen de oudsten van het volk en hogepriesters toch over die opstandige en weerspannige wijnbouwers, zoals we straks in het evangelie zullen horen. "Zij zullen een ellendige dood moeten sterven." Maar God laat het zover niet komen, Hij gaat door. Hij gaat door met zijn Zoon, door eerst zijn Zoon uit de dood op te wekken, - in het gelijk stellen betekent dat, Hem rechtvaardigen en verheerlijken - en tegelijkertijd mogen wij zijn Bloed blijven drinken tot vergiffenis van de zonde. Als wij kwaad doen, waardoor wij het verbond als het ware beëindigen voor onszelf, mogen wij toch doorgaan met dat verbond, door toedoen van Hem die in zelveloze liefde de boete heeft volbracht voor onze zonden.

Homilie  

Het evangelie van vandaag is het evangelie van de barmhartigheid. God laat Zich door het kwaad van de mensen niet afbrengen van zijn verbond, om altijd met de mensen hier op aarde en in de hemel samen te zijn. Het verbond is geen tweezijdig verdrag, maar een eenzijdig. Het is God die het verbond sluit met de verbondspartner; dat zijn de mensen die de verbondsbepalingen moeten nakomen en hun leven daarnaar inrichten. De mensen echter schenden het verbond van God, ze houden er zich niet aan, en dat niet één keer, maar keer op keer, ze maken er een gewoonte van. Mensen die het verbond onderhouden, die God zoeken, voor wie God alles is, zijn een uitzondering die de regel bevestigt. Maar God gaat door, en Hij gaat zelfs zó door, dat Hij zelf de boete op Zich neemt die staat op het niet nakomen van het verbond. Dat God doorgaat is de grote lijn in de geschiedenis van God met de mensen.

In de parabel vertelt Jezus hoe deze geschiedenis in concreto verloopt. "De wijnbouwers grepen de dienaren van de landeigenaar vast. Zij mishandelden de een, doodden de ander en stenigden een derde." Echter God gaat door. "Daarop zond Hij andere dienaren, talrijker dan de eersten, maar zij behandelden hen op dezelfde manier." Maar God laat Zich niet uit het veld slaan, Hij gaat door. "Tenslotte stuurde Hij zijn zoon naar hen toe." Nu weet u dat wij in het Nieuwe Testament zijn beland. Daar gaat het de Zoon niet beter. "Ze grepen hem vast, wierpen hem de wijngaard uit en doodden hem. U denkt misschien: 'Nu is het genoeg.' Ja, in het denken van de mensen is de maat vol. Jezus vraagt dan ook aan de hogepriesters en de oudsten van het volk: "Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat zal Hij dan wel (volgens jullie denken) met de wijnbouwers doen?" Dan volgt uit de mond van de mensen, wat volgens de logica en het rechtsgevoel van de mensen God moet doen met mensen die op deze extreme manier het verbond met God hebben geschonden? "Hij zal die ellendelingen een ellendige dood doen sterven en zijn wijngaard zal hij aan andere wijnbouwers verpachten, die hem de opbrengst op de vastgestelde tijd zullen afdragen."

Dat krijg je wanneer mensen het laatste woord hebben. Maar Jezus zal bij hun antwoord wel het hoofd geschud hebben. Weten jullie dan echt niets beters dan oog om oog en tand om tand? Is dat nu jullie hoogste wijsheid, deze hopeloosheid van de macht? Maar de dwaasheid van God is wijzer dan de wijsheid van de mensen. God gaat door. "Hebt ge nooit in de Schrift gelezen: De steen die de bouwlieden hebben afgekeurd, is juist de hoeksteen geworden? De maat van het kwaad is nooit vol, omdat de maat van Gods goedheid nooit vol is, want zelfs aan het einde van deze treurige parabel staat: "Het rijk Gods zal u ontnomen worden, - dat is de straf - maar het zal gegeven worden aan een volk dat wel de vruchten daarvan opbrengt." God gaat door.

God gaat door, hoe de omstandigheden ook zijn, hoe de mensen zich ook gedragen. Wij leven in een wonderlijke wereld, een wereld van welvaart, zoals die er tevoren nog nooit is geweest. Maar de welvaart van het noorden heeft in andere delen van de wereld de ellende voortgebracht. Toch zijn die mensen daar aan God trouw gebleven, zoals we dat bijvoorbeeld ook in het oosten hebben kunnen zien ten tijde van het communisme. We weten echter niet of zij die trouw wel zullen volhouden als zij in de welvaart belanden en de bekoringen van de welvaart naar zich toe krijgen, waar de mensen in het westen zoveel aan hebben toegegeven. Dat geldt eigenlijk voor alle ontwikkelingslanden in de wereld. Mensen lezen de krant, zien van alles op de televisie, en krijgen een weerzin van al het kwaad dat dag in dag uit over hen heen wordt gestort. Ze krijgen er genoeg van, de maat is vol. Maar voor Gods barmhartigheid is de maat níet vol, God krijgt er geen genoeg van. Weten we dat zeker? Ja, dat weten we zeker, want toen het ergste was gebeurd, de grootste misdaad was geschied, de moord op de eigen Zoon van God, waarop de mensen van zichzelf uit alleen maar het ergste kunnen bedenken als reactie, zoals we in het evangelie hoorden: God gaat door. Hij heeft zijn Zoon in het gelijk gesteld door Hem uit de dood te doen opstaan. Dat is wat wij in elke eucharistie vieren: 'Doet dit tot mijn gedachtenis.' En als wij zijn Lichaam nuttigen en zijn Bloed drinken, krijgen wij de vergiffenis van de zonde. Het ergste wordt met het beste goedgemaakt: het grootste kwaad met zijn liefde tot het uiterste.
Dat is ons heilig geloof, dat wij nu opnieuw mogen belijden in het Credo.