27e zondag door het jaar A (2011)

Waarom is Jezus op aarde gekomen? Wanneer ik deze vraag onderzoek, kom ik dikwijls het antwoord tegen: “Hij is gekomen om aan het kruis te sterven en ons zo te verlossen.” Of zoals we in de brief van Johannes lezen: “God heeft zijn Zoon gezonden om door het offer van zijn leven onze zonden uit te wissen (1 Joh. 4, 10)”.

 

Soms hoor je weleens de opmerking: “Had God geen andere weg kunnen volgen? Is God dan niet medeschuldig aan de dood van Jezus? Wat is dat voor God, die zijn Zoon de dood in stuurt en mensen in de verleiding brengt om zijn Zoon te vermoorden?”

 

Dit lijken soms vreemde vragen, maar ze hebben op allerlei manieren doorgewerkt in ons geloofsdenken, tot en met het Judasevangelie. Daarin wordt over Judas gesproken alsof Judas nodig was, alsof het verraad van Judas door God zo was bepaald, alsof Judas een soort medeverlosser van Jezus is, als het ware zijn rechterhand.

 

Vandaag komen we iets anders op het spoor, iets dat ouder lijkt, oorspronkelijker. God heeft zijn Zoon gezonden om de vruchten van de oogst te innen. Die vruchten moeten zijn: onze goede daden, ons geloof, liefde en eerbied voor God, liefde en eerbied voor de schepping, voor het leven, voor onze naaste. Of zoals Paulus schrijft in zijn brief aan de Galaten (5:22). Daar staat dat de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.

 

Het zijn die vruchten die Jezus komt halen. Maar wat krijgt Hij? Afwijzing, verwijten, haat, hoon, jaloersheid. Hij treft verharde harten aan, harten van steen die Hem alleen maar dood wensen. En harten van steen worden handen van steen. De wens van het hart stuurt de mond en de handen. Zo wordt hun doodsverwensing de kruisdood van Christus.

 

Jezus kwam om de vruchten te innen, vruchten waar God recht op heeft. In deze parabel lijkt Jezus ons de oorspronkelijke bedoeling van zijn zending weer te geven. Dat horen we ook in het Evangelie van Johannes: “In Hem was leven en dat leven was het licht van de mensen. En het licht schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan. Het ware Licht, dat iedere mens verlicht, kwam in de wereld. Hij was in de wereld; de wereld was door Hem geworden en toch erkende de wereld Hem niet. Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet. (Joh. 1, 4-5, 9-11)”.

 

Jezus kwam in het zijne en bij de zijnen, maar zij aanvaardden Hem niet. Zij wezen Hem af. Hoe heeft het zover kunnen komen?

 

Het is duidelijk dat Jezus in deze parabel de heilsgeschiedenis van Israël schetst. Die geschiedenis waarin God talloze profeten stuurt. De diaken Stafanus zal het nog in herinnering roepen, vlak voor zijn marteldood: “Wie van de profeten hebben uw voorouders niet vervolgd? Degenen die de komst van de rechtvaardige aankondigden hebben ze gedood (Hand. 7,52).”

Het licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis neemt het licht niet aan.

 

God zet ons niet aan tot de moord op zijn Zoon. God zet ons niet aan tot iets slechts en toch weet Hij met Goddelijke kennis dat ze zijn Zoon zullen vermoorden. Is Jezus dan toch niet gekomen om voor ons te sterven?

 

Het een is waar en het ander. Gods plan is groter dan onze zonden. God hoopt op vruchten. God hoopt op onze bekering. God hoopt op een antwoord van geloof en liefde. Maar God houdt in zijn heilsplan rekening met onze afwijzing. En Gods liefde, de liefde van Christus en de liefde van de Heilige Geest, is zo groot, dat God de gevolgen van onze afwijzing aanvaardt en op zich neemt. Als wij de vruchten niet afdragen, als wij de Zoon vermoorden, dan zal juist die afwijzing de ultieme weg tot bekering worden. De kruisdood van Jezus wordt Gods definitieve aanklacht tegen de zonde.

Het is soms gemakkelijk om naar Israël en het verleden te kijken. Dat is ver van ons af. Dan kun je met de vinger wijzen. Lastiger wordt het om naar onszelf te kijken. Wat zijn de vruchten van ons leven? Liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing, de vrucht van Gods Geest in ons leven?

 

Wat zijn wij bereid aan God te geven? Als Jezus zijn leven voor ons prijsgeeft in die uiterste consequentie van Gods liefde, dan zijn wij vanaf dat moment ons hele leven aan Hem schuldig.

Deze parabel van de pachters gaat natuurlijk ook over ons. Iedere generatie opnieuw wordt uitgenodigd om vrucht te dragen voor Gods koninkrijk. Hier worden wij gevoed aan de tafel van Gods liefde, opdat wij gul van hart worden, gul in dienstbaarheid, gul in vergevingsgezindheid, gul in geduld met de naaste, gul in onze inzet voor Gods Kerk, gul in hartelijkheid en aandacht, gul in waardering en bevestiging. Zo gul als Christus, zo gul als God.

 

Hier aan de tafel van Gods goddelijke gulheid, wil Hij ons voeden en opvoeden met zijn Woord en Sacrament. Als andere mensen mogen wij de wereld weer ingaan, om vruchten voort te brengen die blijvend zijn. Amen.