Geen woorden, maar daden

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Laten wij de parabel die wij zo juist gehoord hebben, nog eens kort samenvatten. Als de vader zijn oudste zoon vraagt om te gaan werken in zijn wijngaard antwoordt die: 'Goed vader', maar hij vertikt het om een hand uit te steken. De tweede zoon antwoordt: 'Nee vader', maar later krijgt hij spijt en gaat toch aan de slag. En dan vraagt Jezus aan de oudsten en hogepriesters: 'Wie van die twee heeft nu gedaan wat de vader wilde?' De parabel is zo simpel en zo vanzelfsprekend, zo zwart-wit getekend, dat iedereen wel hetzelfde antwoord moet geven: de laatste, want hij bekeerde zich en deed wat de vader wilde.

Maar dan komt de choquerende toepassing. Jezus richt zich tot de wetsgetrouwe joden, die voor geen geld van de wereld een voor¬geschreven gebed zullen nalaten, die de sabbat stipt onderhouden, de strenge vasten en de reinheidswetten nauwgezet in acht nemen en dan zegt Hij: 'Tollenaars en prostituees komen nog eerder in het Rijk van God dan jullie. Jullie doen wat de eerste zoon doet: jullie zeggen ‘ja' en je doet ‘nee'. Maar er zijn tollenaars en hoe¬ren, die zeggen eerst wel ‘nee' maar zij bekeren zich dan, ze zien in dat ze verkeerd zijn en zeggen ‘ja' tegen de wil van God.' Zo kennen we de tollenaar Matteüs, Maria Magdalena. Als titel boven deze parabel zou je dus kunnen zetten: geen woorden maar daden. Praatjes vullen geen gaatjes. Uiteindelijk komt het er op aan wat je doet, hoe je handelt, aan de vruchten ken je de boom.

Het is voor iedereen wel duidelijk dat je de parabel niet zo mag verstaan, dat het dan maar beter is van meet af aan nee te zeggen. Zo zou je het hele evangelie op zijn kop kunnen zetten. Christus veroordeelt alleen hen die vroom praten, maar die helemaal niet leven volgens hun vroom gepraat. Hij veroordeelt vanzelfsprekend niet hen die ‘ja' zeggen en dat ‘ja' dan ook in de daad omzetten. Wij zouden dus bij die twee zonen nog een derde kunnen voe¬gen, die ‘ja' zegt, maar dan ook daadwerkelijk de hand aan de ploeg slaat. Zo zijn er mensen die ‘ja' zeggen maar ‘nee' doen, er zijn mensen die ‘nee' zeggen, maar ‘ja' doen en er zijn gelukkig ook mensen die ‘ja' zeggen en ‘ja' doen. Wij denken hier aan Maria, de Moeder van Jezus, zij heeft ‘ja' gezegd op de wil van God met heel haar wezen en zij is daarom ook de grootste van alle heiligen.

Maar wij zijn allemaal wel een beetje de zoon die ‘ja' zegt, maar ‘nee' doet. In ieder van ons zit een stukje goed en een stukje kwaad. Zelfs in onze edelste daden steekt er toch wat eigenliefde, wat zelfzucht. Daarom moeten wij maar heel voorzichtig zijn tegenover de neiging om de mensen in te delen in goeden en kwa¬den, of om het een beetje positiever te zeggen: laten wij maar pro¬beren in iedereen een beetje goeds te vinden. Ook als onze jeugd misschien wat grof en beslist ‘nee' zegt, toch blijft er nog altijd hoop dat ze tot bezinning komt en ‘ja' op Gods wil zal zeggen. Ook als onze volwassenen een beetje eerder ‘ja' zeggen, en zich niet zo sterk tegen de wetten en voorschriften verzetten, toch hopen we dat het dan niet blijft bij mooie woorden, maar dat zij ook werkelijk als christenen leven.

Deze parabel is een illustratie van dat andere gezegde van Jezus: 'Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer, zal binnengaan in het koninkrijk van God, maar hij die de wil doet van mijn vader, die in de hemel is.'

Wij hebben eens ‘ja' gezegd tot God bij ons doopsel en bij de her¬nieuwing van onze doopbeloften en eigenlijk zeggen wij telkens ‘ja' als we hier naar de kerk komen en het Onze Vader bidden. Laten wij proberen bij dat ‘ja' te blijven, elke dag, maar ook als we in ons leven ooit ‘neen' gezegd zouden hebben of zeggen, dan is er toch nog niets verloren, wij kunnen nog altijd terug, wij hebben nog altijd de kans om van dat ‘nee' een ‘ja' te maken.