Die later zijn gekomen

 

We kunnen mediteren over de parabel van de werkers van het eerste en laatste uur samen met Willem Barnard (1920-2010) in zijn lied “Die vroeg zijn aangeworven” (ZJ. 312).

Provocerende parabel

De werkers van het elfde uur zijn zoals de verloren zoon Bijbelse figuren, allicht nog gekend ook door wie de Bijbel niet elke dag ter hand neemt.

In zijn boek To everyman a penny’ schreef de Schotse auteur Bruce Marshall over ‘De werkers van het elfde uur’. Abbé Gaston had moeite met deze parabel en  vond dat God oneerlijk verdeelt. Nu is hij oud geworden en neemt hij in Parijs afscheid van zijn werk als kapelaan om wellicht nog enkele jaren in een klooster te mogen verblijven. Hij zit in de metro en denkt na.

“De trein ratelde voort door de tunnel, maar de abbé lette niet op de stations, want hij dacht na over Gods geheimen en hoe weinig hij er van begreep. Een ervan meende hij evenwel te begrijpen, en dat was waarom de werkers in de wijngaard allemaal een tienling kregen, of ze nu de hitte van de dag gedragen hadden of niet. Hij geloofde dat het was, omdat zoveel van de arbeid zijn eigen beloning was, juist zoals zoveel van de wereld zijn eigen straf was.

Abbé Gaston besefte plotseling dat hij als priester zeer gelukkig geweest was. En zelfs nu, nu hij blind en kreupel was, nu hij kilometers epistels en evangelies uit zijn hoofd moest leren, zelfs nu wist hij dat hij gelukkig zou zijn, als inwonend kapelaan bij de zusters.

Abbé Gaston lachte bijna hardop toen zijn kat, Sint-Joannes van het Kruis, begon te miauwen. ‘Het is een poes’, legde hij onnodig uit aan de dikke vrouw aan de overkant.  De trein ratelde voor door de tunnel.

Abbé Gaston begon in stilte te bidden, voor zes Trappisten, die in China vermoord waren, maar ook voor de rest van de wereld bad de abbé: dat de Heer Jezus zich voorover mocht buigen en de wereld mocht aanraken en gladstrijken”

(Bruce Marshall, De werkers van het elfde uur, p. 315).

De duivenoogst

Vooraleer in Parijs aan te komen en nu deze zondag bij ons voor een homilie is deze parabel het eerst verteld in Galilea. De parabel van Jezus brengt ons bij de druivenoogst. Dit zou een tijd van vreugde moeten zijn. Die lijkt ver af in de tijd van Jezus. Een aantal kleine boeren moeten zich als dagloners aangeven. Ze hadden hun eigen wijngaard moeten afstaan of verkopen aan Romeinse grootgrondbezitters, die veel productie verwachten. Alles moet opbrengen. Ze moeten hard werken. Maar zullen de dagloners aan werk geraken? Zal iemand de wachtende dagloners aanwerven en zullen ze een loon krijgen waarmee zij de volgende dag hun gezin kunnen onderhouden?  Een denarie is het loon, nodig voor het levensonderhoud van  een dag.

Niemand wilde ons in dienst nemen

De werkers van het elfde uur zijn niet degene die tot het laatste uur werken, maar zij die pas het laatste uur zijn aangeworven. Niemand had hen opgeroepen. “Geen werk hebben, niemand die je vraagt”, het geeft een gevoel van nutteloosheid en overbodigheid. Jonge mensen die weken en maanden in de psychiatrie verblijven. Bedrijven die sluiten en de werknemers op straat. Het is niet goed te leven in een gezin en omgeving waar opeenvolgende generaties zonder werk zijn.

En dan de grote ongelijkheid. Concurrentie met groepen die werken voor een lager loon, truckers uit Oost-Europa. Misbruiken in ateliers zoals de ineenstorting van het Rana Plazacomplex te Daka/Bangladesch in april 2013. Daarbij kwam 1138 kledingarbeidsters om het leven en raakten meer dan tweeduizend gewond. Een aantal kledingmerken betalen hun arbeidsters nog steeds hongerlonen (Schone Kleren Campagne).

We vergelijken voortdurend, vooral op materieel vlak. Het hoge salaris van een profvoetballer, de Porsche van een politieker en zijn aantal opgenomen mandaten. Door te vergelijken ontstaat veel jalousie. Maar zo we de ogen sluiten en de ongelijkheid niet zien en niet aanklagen, schieten we evenzeer te kort. De hoogste loonverschillen tussen  top en basis liggen in de VS. Een Amerikaanse CEO verdient gemiddeld 354 keren meer dan het gemiddelde van de loontrekkers. . In Groot Brittannië zou het verschil 143 bedragen en neemt het steeds toe. Wie niet mag klagen is de baas van AB Inbev. Zijn loon overtreft 224 maal dit  van het gemiddelde van de werknemers (LLB 22 .08.2014).

Paus Franciscus is wel niet de beste economische analist. Hij heeft al herhaaldelijk een ongebreideld kapitalisme aangeklaagd en gewezen op de weerslag hiervan op de armen (De vreugde van het evangelie, hoofdstuk IV). Hij verlangt een arme kerk, waar armen aanvaard zijn (E.G. 198).  Elke christengemeenschap is“geroepen om een instrument te zijn van de bevrijding en promotie van de armen”. Een gebrek aan solidariteit heeft een directe invloed op onze relatie tot God.

Gods economie

Jezus was  geen economist. Maar hij bevraagt ons met zijn parabel  naar onze solidaire opstelling. Hij provoceert met zijn handig opgestelde parabel. Hij betrekt de toehoorder in het verhaal. Je hoort zijn duidelijke afspraak en overeenkomst met de eerste groep. Je weet niet wat de later aangeworven zullen ontvangen. Jezus wijst op de logica van God.  Hij bedoelt vooral dat wij als lezer en toehoorder binnentreden in zijn nieuwe familie.  

De eigenaar van de wijngaard verkwist zijn geld niet. De man, die arbeiders aanwerft, staat voor God. Gods gedachten zijn anders dan de onze. God zorgt dat elkeen het noodzakelijke heeft. Hij, een uitdagende God, wil goed zijn voor iedereen. Mag dat niet misschien? Jezus duidt met zijn parabel op een nieuwe gemeenschap, een nieuwe familie, waar rivaliteit verdwijnt, elkeen genoeg heeft en solidair werkt voor de verkondiging. Met hem is een nieuwe orde aangebroken, waar mensen aan de rand meetellen, waar hun inzet wordt gewaardeerd en de oogsttijd opnieuw een tijd van vreugde is (G Lohfink, Jesus von Nazaret. Was er wollte. Wer er war, p. 164 en vg.).

Jezus stelt dat God zijn genade en goedheid aan elke mens aanbiedt. Hij reageert tegen Farizeeën die niet verdragen dat tollenaars het hemelrijk zouden binnengaan. De parabel reageert eveneens tegen christenen die anderen geen kansen gunnen. Jezus verkondigt met zijn parabel dat velen in zijn rijk welkom zijn. God is niet krenterig met zijn vergeving, zijn goedheid en barmhartigheid. De lezers van Matteüs dachten aan de goedheid van Jezus, die zondaars opneemt en mensen met slechte faam.  Is het gerechtvaardigd de laatsten als de eersten te behandelen? Is het juist en rechtvaardig de deur te openen voor tollenaars, deernen en heidenen?

De morrende arbeiders zijn nijdig over Gods goedheid.  Ze zetten daardoor zichzelf buiten spel en worden aldus laatsten.

“God kan rijkelijk degene belonen die niets verdiend heeft. Dat mag op het einde  van ons leven ons troost zijn” (Missaal Schott).

We zijn hier dicht bij de parabel van de jongste en de oudste zoon. Beiden mogen thuis zijn in het huis van de Vader. De parabel stemt ons hoopvol omdat God elk moment uittrekt en mensen uitnodigt. Wij mogen er allen bij zijn: de eerste en de laatste, de aller-oudste vader en de allerjongste zoon, jij en ik.

‘Neem wat u toekomt en ga heen’: kom terug tot jezelf.  Je hebt nog een pak werk te doen om Mij te verstaan.