Zoals God mij behandelt zal ik jou ook behandelen!

Petrus heeft al veel geleerd van Jezus, o.a. dat bereidheid tot vergeven in diens boodschap een grote rol speelt. De Thora, waarmee ze beide zijn opgegroeid zegt immers dat bij een misdaad altijd een redelijke straf hoort. “Oog om oog, tand om tand.” Die opvatting was reeds beduidend meer gematigd dan die van veel andere culturen in die tijd. Want de Thora stelt zeer duidelijk dat ge u niet buiten proportie moogt wreken. Wordt bv een oog gekwetst, dan mag je in je toorn de andere niet zomaar doden. Maar Petrus voelt aan dat Jezus ‘boodschap op dit punt toch wel radicaal anders is. Daarom vraagt hij na hoe dikwijls je dan wel moet vergeven; en juist die vraag geeft Jezus de kans om, aan de hand van een parabel, duidelijk te maken waarin zijn boodschap van die van de Thora verschilt. Misschien wordt ons dan ook duidelijk dat het hier niet aankomt op een getal, maar op een diepe grondinstelling.   

Jezus vertelt een gebeurtenis zoals ze ook bij ons alle dagen weer voorkomt. Daar is een schuldeiser die zijn schuldenaar bij de keel grijpt en eist dat deze onmiddellijk zijn schuld zou vereffenen. De schuldenaar werpt zich op de knieën, belooft zijn schulden te zullen betalen, maar wordt dan toch door de schuldeiser genadeloos in de kerker geworpen. Zelfs wanneer we zelf geen schulden hebben komt die handelwijze ons zeer bekend voor.  Iemand heeft ons onrecht gedaan, heeft ons diep gekrenkt, en moet daar in onze ogen voor betalen. “Herstelbetaling” – het is ook in onze tijd een courant woord. Wie die herstelbetaling niet kan doen moet naar de gevangenis; hij wordt gemeden, voor iedereen te kijk gesteld, als leugenaar bestempeld enz..   Wat recht is moet ook recht blijven! Maar wanneer wij zo handelen gebeurt het soms dat iemand ons zegt: “Wees toch niet zo streng, denk aan de omstandigheden en laat het toch zo...  Ik betrap er mezelf soms op dat ik aan anderen die raad graag geef. Maar wanneer je zelf de benadeelde bent? eerlijk gezegd: leg je dan dergelijke verstandige redeneringen niet liefst naast je neer omdat je eigen woede en het aangedane onrecht gewoon meer doorslaan dan die goede raad?  

In het verhaal van Jezus gaat het ook zo: de schuld wordt ingevorderd en daarmee uit! Dat is wel hard, maar ook rechtvaardig en begrijpelijk; Anderzijds had dit gebeuren wel een belangrijke voorgeschiedenis: Een koning besloot aan zijn dienaren rekenschap te vragen. Een van die dienaren, namelijk de woedende schuldeiser van daarnet, moest aan zijn koning nog 10000 talenten, wat in onze munt overeen komt met een bedrag van ca 5 miljoen Euro. Een hele hoop geld dus, en een bedrag dat de man niet beschikbaar had. Daarom besloot de koning om de man, zijn vrouw, zijn kinderen, en de luttele huisraad die hij had, te verkopen en zo de schuld te delgen; Maar omdat de dienaar op zijn knieën viel, om erbarmen smeekte en aan de koning beloofde alles terug te betalen, had de koning medelijden, liet hem gaan en schold hem de ganse schuld kwijt.   

Nu ziet het verhaal van daarstraks er wel helemaal anders uit. Want juist die harteloze schuldeiser had voor zijn ontmoeting met zijn schuldenaar zelf juist een ongelofelijke kwijtschelding van zijn eigen schuld mogen meemaken; hoe kan hij dan nu zo onbarmhartig zijn?  

Die voorgeschiedenis, hoor ik Jezus als het ware zeggen, is de voorgeschiedenis van jullie leven, dus van ons aller leven. Wij staan allemaal in enorme schuld bij God voor alles wat Hij voor ons heeft gedaan. En Hij is het die ons telkens weer vergeeft wanneer wij Hem links laten liggen en Hem door ons gedrag tegenover onze medemensen ontgoochelen. Maar merkwaardig genoeg vragen wij ons nooit af hoe wij die schuld ooit zullen kunnen afbetalen. Maar wee wanneer we iemand ontmoeten die ons iets verschuldigd is. Dan reageren we meestal zonder na te denken op dezelfde manier als die dienaar uit het verhaal: we eisen zonder meer ons recht op – gelijk hoe die man het aan boord moet leggen. En hoe reageert Jezus op een dergelijk gedrag? Hij roept en tiert niet naar het motto: “hoe dikwijls heb ik jullie niet al gezegd... ”; hij vermaant ons ook niet zacht door te zeggen hoe mensonterend de wraak is en hij discuteert de schuld van de andere ook niet weg. Maar hij laat ons verstaan: “wanneer het weer eens rood voor je ogen wordt, denk er dan aan dat God je ziet. Denk er niet alleen aan wat anderen jou hebben aangedaan, maar denk er ook aan wat jij God hebt aangedaan.   

Want wij zijn allemaal aangewezen op de onverdiende barmhartigheid van God. Niemand van ons heeft de hemel verdiend. Ook niet door het penibel onderhouden van de geboden en door steeds braaf te zijn. Het ons aangeboren vergelding denken degradeert God tot een hoogste moraalinstantie en miskent volledig wat Hij echt voor ons wil zijn.  Vooral de wetsgetrouwe supervromen, de farizeeën van toen en van vandaag, lopen gevaar te geloven dat zij geen barmhartigheid nodig hebben. Maar juist dat maakt hen zo onbarmhartig tegenover de anderen.  Wanneer ik dus weer eens kort voor een uitbarsting sta, dan moet ik mezelf eraan herinneren hoe God met mij omgaat. Dat alleen zou eigenlijk al moeten volstaan om die wraak- en vergeldingsschreeuw in mijn keel te laten steken. Wanneer iemand mij een nieuw leven schenkt door de strop van mijn hals weg te nemen kan ik het toch niet maken om iemand anders te wurgen. 

Maar wacht, het slotakkoord ontbreekt nog. Want aan de koning wordt verteld dat de dienaar aan wie Hij de schuld zo genereus had kwijtgescholden, zich zo onbarmhartig had gedragen tegenover zijn schuldenaar. Toen liet de koning hem ontbieden, maakte hem verwijten en leverde hem over aan zijn folterknechten tot de schuld betaald was. Een schokkend slot, maar niet verkeerd. Want juist omdat wij weten dat God zo barmhartig is worden wij soms lichtzinnig. God is wel grenzeloos goed, maar Hij is niet seniel, en in zijn goedheid ook niet naïef. 

 Is het woord Gods, het Evangelie, dan toch een dreigende boodschap, een boodschap van de strafrechtbank? Zeker! Maar niet van Gods rechtbank! Hij laat mij bij mijn eigen, onbarmhartige houding – en dat is dan het vernietigende oordeel. Want een onbarmhartige mens is gewoon totaal onbekwaam om Gods barmhartigheid te ontvangen en ook te aanvaarden. Of met andere woorden: Wie aanspraak maakt op vergeving, die moet ook anderen vergeven, want anders, en dat is de minder charmante logica van het evangelie, - „moet “God ons eigen vergevingscriterium ook op ons toepassen. Die 77-voudige vergeving bestaat eruit dat wij het geschenk van Gods vergeving aanvaarden en het dan ook op anderen toepassen.  

Ikzelf wil dat goed onthouden en ik wil het ook jullie nauw aan het hart leggen: wanneer ik de volgende keer erg woedend ben en het me rood voor de ogen wordt, wanneer ik mijn recht wil opeisen, het de andere wil betaald zetten en hem wil straffen, dan tel ik niet langzaam tot tien, zoals het dikwijls wordt aangeraden, maar ik denk aan mezelf en zeg: „Zoals God met mij doet, zo doe ik met jou! Ik zal toch niet zo dom zijn als die koninklijke dienaar uit het Evangelie en heel mijn toekomst op het spel zetten!  Amen