23e zondag door het jaar A (2005)

Beste dorpsgenoten,

Afgelopen dinsdag, 30 augustus, stond in de krant een prachtige foto waar ik iets over wil zeggen. Ik beheers niet de technieken die er voor nodig zijn anders had ik de foto heel groot geprojecteerd hier in de kerk en dan zouden we er samen naar kunnen kijken. Nu moet u het doen met woorden.

Op de foto lag een leeuwenwelpje op haar rug, heel ontspannen, voorpoten omhoog , ogen wijd open en de tong een beetje naar buiten. En daarboven de ongelooflijk grote kop van de leeuwin, de moeder, die het welpje likt. Ik wist niet dat een leeuwenkop zo groot is.

Het is een ontroerend beeld: dat weerloze kleine ding, en het geweld en de kracht en de vertedering die spreken uit die grote kop

Het is een ontroerend beeld van moederliefde. En veel meer dan dat. Hoe meer ik er naar keek, hoe meer ik aan de hemel moest denken! Alleen, dat welpje en die leeuwin, hoeven niet naar de hemel uit te zien als iets dat hun deel zal zijn na hun dood. Wat die twee nu meemaken, op dat moment, dat is hemel. Ja, zelfs twee hemels, want samen maken ze die en dat samen is er een voorwaarde toe en een onderdeel van, om ieder die hemel te beleven.

En gisterenmiddag, toen de mist eenmaal was weggetrokken lagen mijn twee katten de zon op te slurpen zo intens als ze maar konden. En de gedachte kwam bij me op: niet alleen die twee katten genieten nu van hun hemel, ook de zon geniet van haar hemel: dat ze die warmte, dat ze zichzelf aan die katten kan geven. En zo genoten ze samen, juist als de leeuwen, de kleine en de grote, de kleine katten en de onvoorstelbaar grote zon.

En zo begon me duidelijk te worden waarom die foto mij zo geraakt heeft.

In het evangelie hebben we gehoord hoe Jezus onderscheid maakt tussen hemel en aarde. Daar zijn we vertrouwd mee. De aarde nu, de hemel later, de aarde beneden, de hemel ergens boven. En wat je samen eensgezind hier op aarde vraagt, dat zul je krijgen van de vader in de hemel, waar en wanneer? .

Voor ons begint de hemel na onze dood, als we goed geleefd hebben tenminste. En zit God dan zolang op ons te wachten tot we dood zijn? Want zo is het hier in de kerk eens gezegd: "God wil de mensen bij zich hebben en dat doet hij door ze te laten lijden.!"

Nee, God wil de mensen niet pas bij zich hebben in de hemel waar hij nu nog op ons zit te wachten. God zit met hemel en al tussen ons in, nu, hier, op aarde, in dit heelal. Voor God vallen hemel en aarde samen: hier op aarde ontvouwt zich de hemel en in de manier waarop wij leven komt God helemaal tot zijn recht. Zonder ons kent God geen hemel, net zo min als wij geen hemel kennen zonder God.

Juist zoals het leeuwenpaar: heel klein en geweldig groot en hun hemel bestaat er in dat ze zo dicht bij elkaar zijn totdat het kleine welpje even kolossaal zal zijn als de moeder.

Zo buigt God zich over ons en we zullen ons in elkaar ontvouwen, een mysterie dat voor God en voor ons eeuwig, overweldigend en onbegrijpelijk zal blijven.

Juist zoals bij de twee katten, zij krijgen niet genoeg van de zon en de zon kan niet genoeg krijgen van hen en zo zijn ze samen in de hemel.

"Waar er twee of drie verenigd zijn in mijn naam, daar ben ik in hun midden," hebben we in de evangelielezing gehoord. Dat midden is hier waar wij, dat is: God en wij, samen tot volheid komen en dat midden heet: liefde.

Dat het zo moge worden.