Op deze steenrots (2008)

Wil je ongelukkig zijn, zoek te weten wat anderen van jou denken.  Opiniepeilingen, politieke barometers, daar zouden politiekers van wakker liggen of althans om bekommerd zijn.  Dat past niet bij het beeld van Jezus.  Toch wil hij weten wat mensen over de Mensenzoon denken.  Heeft dit belang? 

De vraag van Jezus mondt uit in een persoonlijke vraag aan zijn leerlingen en aan elkeen van ons.  "Wat zeggen jullie wie ik ben?"  De leerlingen hadden daar al eerder antwoord op gegeven.  Na een nachtelijke storm op het meer, wanneer Jezus weer bij hen was in het schip, hadden ze samen al beleden: "Gij zijt de Zoon van God" (Mt. 14,33).

In Caesarea zijn ze weer allen bijeen.  Jezus is al een tijd op weg om hen te vormen.  Deze keer staat Petrus meer op het voorplan.  Matteüs sympathiseert met Petrus.  In de lijst van de leerlingen noemt Matteüs hem het eerst.  Van alle leerlingen wordt hij door hem het meest vermeld.

Alle leerlingen gaan bij Jezus op school.  Maar Petrus is de meest ijverige in het stellen van vragen.  Hij is type leerling en tevens het type van de christengelovige.  Hij staat model voor inzet en falen.  Hij durft geloven en schiet te kort.  Hij belijdt dat Jezus de Zoon is van de levende God en hij weerhoudt kort nadien Jezus van zijn opdracht.  Zoals de andere leerlingen is hij niet in staat met de Heer te waken.  Hij verraadt Jezus met een eed en heeft er nadien oprecht berouw over.  Zijn handelen is tweeslachtig, ambivalent.  Hij is moedig en zwak.  Hij is een belijder en een verleider.  In wat hij doet, is er weinig verschil met wat andere gelovigen deden en doen (cfr. U. Luz, dl 2, p. 468).

Het gesprek van Jezus met Petrus is een ontmoeting tussen personen.  Ik - Gij: dit is de kern van elke ontmoeting.  Wij kunnen ons verschuilen in wat anderen zeggen.  Daar was Jezus niet mee tevreden.  "Wat zegt gij?"  Petrus richt zich tot Jezus en zegt: "Gij zijt Christus, de Zoon van de levende God."  Dit antwoord toont de ruimte waarin Petrus en de leerlingen zich mogen begeven.  God is geen dode of verre God.  Hij is leven, hij is aanwezig in de geschiedenis van het Joodse volk.  Hij is nabij in zijn Zoon.  Deze is immers, zoals bij zijn doopsel al geklonken heeft en zes dagen na de ontmoeting in Caesarea op de hoge berg over hem zal gezegd worden: ‘Gods geliefde Zoon'.  Hier even vermelden dat in de Islam God een transcendente God is, die niet in de geschiedenis binnentreedt. 

Jezus antwoordt Petrus en feliciteert hem.  Een zaligspreking!  Iets van dezelfde vreugde en jubel zoals bij de kleinen, aan wie de Vader openbaarde wie de Zoon is (Mt. 11, 25-27).  Jezus spreekt Simon Petrus aan.  Hij plaatst hem binnen de kring van zijn familie en tilt hem er boven uit.  Simon is de zoon van Jona, maar wat hij zegt over Jezus dat komt niet van zijn afkomst en familie.  We leren van thuis uit, maar weten van daaruit niet alles.  Nieuwe inzichten groeien en rijpen.  Hoe is het er gekomen, dit nieuw inzicht, dat Simon Petrus heeft mogen ontvangen?  Een genademoment, als je beseft voor wie je mag leven, welke plaats je hebt in het universum.  Jezus kennen en hem belijden als de Zoon van de Levende God, dat is een genade door de Vader geschonken.

Ik- gij.  Wij zijn in een klimaat van vertrouwen.  Als je vertrouwen aan de Heer geeft, schenkt hij je zijn vertrouwen.  Binnen die relatie krijgt Simon Petrus een nieuwe opdracht.  Rots zal hij zijn.  Matteüs geeft aan Petrus trekken en opdrachten die voor hem in het bijzonder gelden.  Al kan ook dan nog gezegd dat zij eveneens opgaan voor de andere leerlingen in het gevolg van Jezus.  Rots is elke leerling van Jezus die drinkt uit de geestelijk Rots die Christus is (Origines).  Christus is volgens de apostel Paulus ‘de' Rots (1 Kor 10,4).

Wij moeten niet alles van deze verzen in de tekst persen om er het primaatschap uit te halen.  Petrus krijgt een diensttaak in de kerk, die Jezus opbouwt.  Jezus gebruikt het beeld van de sleutels.  Dit doet ons denken aan een deurwachter.  Maar vanuit een Joodse achtergrond wijst dit beeld eerder op de taak van iemand die de wet verklaart en uitlegt.  De rabbijnen denken dat de hemel hun verklaringen onderschrijft en bevestigt.  Jezus hekelt later in het evangelie de schriftgeleerden en Farizeeën, die met hun uitleg de mensen de toegang tot de hemel bemoeilijken (Mt. 23, 13).  Petrus moet het beter doen en door een juiste uitleg de toegang vergemakkelijken.

Petrus heeft de sleutels, maar hij is de sleutel niet.  Een O-antifoon van de Adventsnoveen begroet Jezus als de sleutel.  "Sleutel van David, gij opent de poorten van het hemelse rijk; kom en verlos wie geboeid en in duisternis gevangen zit." 

Petrus verwijst naar Christus.  Zijn schoonste dienst bestaat erin om zijn broeders en zusters in het geloof naar de Heer te leiden.  Petrus is de Rots.  Hoe wankelbaar hij echter is, lezen we een paar verzen verder bij Matteüs.  Hij die Rots is, kan zelf vallen en obstakel worden.