2de zondag A (2008)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 194 niet laden

OPENINGSWOORD

Broeders en zusters, welkom. De tijd van feesten is weer voorbij. Het gewone leven is weer begonnen. Het is vandaag de tweede zondag door het jaar.

Wij horen Paulus in de tweede lezing zeggen, dat wij geroepen zijn tot een heilig leven. Maar er is iemand, die ons daarbij tegenwerkt. Dat is de duivel. Hij is de jaloerse. Jaloers, omdat hij nooit meer toegang kan krijgen tot God en het eeuwig leven en wij wel! Zo lang de wereld bestaat, zal hij proberen zo veel mogelijk mensen in zijn val mee te slepen. En het is heel belangrijk, dat wij aan het volgende denken: de duivel is zeer intelligent.

Ik las in een boek over de werkwijze van de duivel het volgende. Als een atheïst bijvoorbeeld in een museum zit te genieten van de schoonheid van de kunst en daardoor tot diepere gedachten komt - dat is wat de duivel niet wil - zal de duivel hem het idee ingeven, dat het eigenlijk koffietijd is en dat er voor die diepere gedachten strakjes ook nog gelegenheid is. Maar als de man het museum uitloopt, komt hij een krantenjongen tegen, die schokkend nieuws te melden heeft, en even later is de man zijn diepere gedachten al weer helemaal vergeten. Hij gaat weer op in het leven van alledag. De duivel heeft weer een slag gewonnen.

Laten wij af en toe, liefst iedere dag eventjes, een moment van rust nemen, om óók na te denken over de diepere dingen van het leven. Wij gaan even op spreekuur bij God. Dan vertelt Hij hoe wij uit Hem afkomstig zijn en hoe Hij ons wil helpen tot een mooie wereld te komen, hier en in de toekomst.

Voor de keren, dat wij ons van God en het goede hebben laten afleiden om ons bezig te houden met minder belangrijke zaken, vragen wij nu samen vergeving.

OPENINGSGEBED

God, onze Vader, in uw Zoon, Jezus Christus, hebt Gij ons allen uitverkoren en met uw heilige Geest gedoopt. Vernieuw in ons en in geheel uw kerk de geest van dienstbaarheid, die wij in Jezus, uw Dienaar, hebben leren kennen. Maak ons tot een licht voor allen, opdat uw heil tot de grenzen der aarde mag gaan. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon ... . Amen.

PREEK

Zoals gezegd: wij zijn geroepen tot een leven van heiligheid. De zin van ons leven is dat wij proberen zo veel mogelijk Jezus Christus na te volgen, zodat wij innerlijk geschikt worden voor het leven in de hemel. Maar het mes snijdt aan twee kanten: als wij Jezus Christus nadoen, zal er in de wereld ook meer vrede komen.

Is het voor ons, mensen, mogelijk heilig te worden? Kijken wij naar het leven van de heiligen. Zij zijn niet heilig geboren, maar met behulp van veel gebed en boete, door het lezen van de heiligenlevens en door het verrichten van goede werken heilig geworden.

Vandaag zou ik met jullie willen kijken naar het leven van de heilige Antonius. En dan bedoel ik niet de heilige Antonius van Padua, die wij op 13 juni de vieren, de heilige voor de verloren voorwerpen, maar de heilige abt Antonius, die wij op 17 januari vieren.

Antonius was Egyptenaar van geboorte. Hij zag het eerste levenslicht omstreeks het jaar 250. Zijn ouders waren de rijke mensen en hij had nog één jongere zus. Toen zijn ouders dood gingen, bleef hij met haar alleen achter. Hij zelf was toen 18 of 20 jaar oud.

Een maand of zes na de dood van zijn ouders ging hij - zoals hij gewoon was - naar de kerk. Onderweg dacht hij er aan hoe de apostelen alles hadden verlaten omwille van de Heer. Dat is waar ik het aan het begin van de heilige Mis over had: ook buiten de kerk kun je nadenken over de diepere dingen van het leven. Het is duidelijk, dat deze gedachte hem door een goede geest was ingegeven. Want tijdens de heilige Mis hoorde hij de volgende tekst voorlezen: Als je volmaakt wilt zijn, ga dan de verkopen wat je bezit en geven het aan de armen en kom dan terug om Mij te volgen. Dan zul je een schat bezitten in de hemel".

Antonius voelde zich aangesproken, ging naar huis en schonk de landerijen, die hij en zijn zus hadden geërfd, ongeveer 80 hectare - 800.000 m2 - aan de inwoners van het dorp. Hij wilde niet, dat hij en zijn zus iets hadden wat hen van God zou kunnen afhouden door de zorgen, die zulke grote bezittingen met zich meebrengen. Ook verkocht hij heel de inboedel, waarvan hij het grootste deel ook weer aan de armen gaf. Een klein deel reserveerde hij voor het levensonderhoud van zijn zus.

Maar toen hij een andere keer weer de kerk binnenging, hoorde hij in het evangelie zeggen: "Wees niet bezorgd voor de dag van morgen". Hij hield het niet meer uit, deelde ook het resterende geld uit aan de middenstanders, zijn zus vertrouwde hij toe aan een groep maagden, die hij kende, en ging zichzelf toeleggen op een leven van gebed en vasten.

Er waren toen nog niet zo veel kloosters in Egypte, zeker geen kluizenaars midden in de woestijn. Maar Antonius kende een man, die van zijn jeugd af aan als kluizenaar had geleefd aan de rand van het dorp. Hij ging hem dikwijls bezoeken. Ook als er een andere ijveraar in de buurt kwam, zocht Antonius hem op en als een ijverig bijtje ging hij pas weer naar huis als hij een beetje wijsheid van de ijveraar had meegekregen, als hij zich aan diens voorbeeld had kunnen optrekken.

Antonius probeerde alles heel aandachtig te doen, zijn gebed, zijn lezing, maar ook zijn handenarbeid, alles deed hij ter ere van God en tot welzijn van zijn medemensen. Hij deed alles zo aandachtig, omdat hij niet wilde, dat er ook maar iets van de genade, die God hem gaf, verloren zou gaan.

Jullie begrijpen misschien wel, dat de duivel dit heel goede werk niet kon uitstaan. Hij zag de bui al hangen. Op den duur zouden veel mensen Antonius gaan navolgen in zijn heilige levenswandel. En daarom moest hij koste wat koste Antonius van zijn boeteleven zien af te brengen. Dat probeerde hij door hem te herinneren aan zijn vroegere bezittingen - was toch wel een gemakkelijk leventje - door hem bezorgd te maken voor zijn zus, de hartelijkheid van zijn familie, door geldzucht, ijdelheid en door hem er op te wijzen hoe moeilijk het is een deugdzaam leven te bereiken en het vele lijden, dat dit met zich meebrengt. Maar wat de duivel ook probeerde: Antonius bleef zijn voornemens trouw. En door die trouw, die volharding, had Antonius bij God een streepje voor.

Er gingen in zijn leven dan ook allerlei mooie dingen gebeuren. Zo gebeurde het eens - net als in het evangelie - dat een ouder Antonius achterna liep, roepend dat haar dochter door een duivel was bezeten. Antonius begon te bidden, noemde de Naam van Christus en meteen was het kind bevrijd. Maar ook talrijke gewone zieken werden door hem genezen.

Antonius verkreeg dat alles, omdat hij zijn ogen - zijn innerlijke ogen - bij alles wat hij deed en zei steeds op God gericht hield. Omdat hij niet verlangde naar het aardse geluk, maar naar het hemelse. Daar heeft hij trouwens wel lang op moeten wachten. Antonius werd 105 jaar oud.

Broeders en zusters, laten ook wij eens proberen bij meer dingen aan God te denken. Eens vaker stil te staan bij leven en dood. Bij hoe snel het leven voorbijgaat en hoe gauw wij voor God zullen staan om geoordeeld te worden. Misschien dat wij het hele leven dan anders gaan bezien. Dat sommige zaken minder belangrijk worden, andere zaken ons minder zwaar vallen en Gods kracht sterker in ons en door ons kan werken. Het is het proberen waard. Maar denken wij aan Antonius: het is een kwestie van beginnen en volhouden.