Ons gezag

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Angst is meestal verlammend. Het was tijdens een bijeenkomst van een groep priesters. Ze waren bij elkaar gekomen om het evangelie beter in hun leven te verwezenlijken. Ze hadden daarom besloten aan wat ‘consciëntisatie' te doen. Er was een zuster uitgenodigd om hen daarbij te helpen. Zij sprak over seksisme in de kerk. Ze legde uit hoe kerk als instituut discrimineert, maar ook hoe priesters vaak tegen vrouwen discri¬mineren in leidinggevende functies, in de liturgie, en zelfs in het taalgebruik. Ze legde uit dat dit eigenlijk niet kon. Toen ze uitgesproken was, bleek een van de priesters woedend te zijn. Een woede die hij niet onder stoelen en banken stak. Hij zei: ‘God is mannelijk. Hij is vader, hij is zoon, dat is eenvoudigweg de openbaring over hem!'

Waarom werd die man zo kwaad? Was het werkelijk omdat hij geloofde dat God alleen maar als mannelijk gezien kan worden. Of was het omdat volgens hem God mannelijk moest zijn? Was het zijn angst om zijn klerikale positie in de kerk te verliezen, die hem zo kwaad maakte?

We worden allemaal wel door de een of andere angst in onze groei belemmerd. Situaties en zaken waaraan we gewoon zijn, die we bang zijn te verliezen, en die we daarom soms niet eens onder discussie willen brengen. Angst houdt niet alleen maar individuen, maar hele groepen en naties gevangen. Het is angst voor de Russen en voor hun socialisme, dat een machtig land als Amerika zich deed overbewapenen, hoewel men wist dat allerhande belangrijke nationale belangen daaraan opgeofferd werden.

Angst is een moordenaar. Niet alleen maar omdat vrees de oorzaak van de dood van anderen kan zijn - en daar zijn voorbeelden genoeg van te vinden in de recente menselijke geschiedenis - maar ook omdat ze onszelf doodziek maakt.

Petrus in die boot is ook bang. Niet alleen maar van de storm en van de hoge zee, maar ook van hem. De man die zijn hele leven zou veranderen. Als ze hem daar over het water naar zich toe zien komen, beginnen ze van angst te schreeuwen. Petrus gilt het ook uit. Maar dan in het donderend geluid van de storm horen ze zijn stem. De stem die ze al uit duizenden terug kennen: ‘Weest gerust. Ik ben het. Vrees niet.'

En dan wil Petrus plotseling van al zijn angst af. Hij wil zich er helemaal van bevrijden. Hij zegt: ‘Heer, als u het bent, laat me dan over het water naar u toe komen.' Jezus antwoordt: ‘Kom!' Petrus stapt uit de boot op het water en loopt op hem af. Zijn angst is over, maar dan loeit de wind weer even zó hard, dat zijn oude angst terugkomt, en hij weer beklemd raakt. Hij begint te zinken en roept: ‘Heer, red me!' En Jezus neemt hem bij de hand en ze klimmen beiden de boot in, terwijl de wind gaat liggen, hetgeen zijn leerlingen overigens ook doen. Ze vallen met zijn allen - in de boot! - plat neer voor hem. Eigenlijk is dat ook weer uit vrees. Maar het is tegelijkertijd een erkenning van zijn autoriteit, van zijn gezag, van de mogelijkheid die hij heeft om wind en zee - en al hun angsten - te bezweren. Ze belijden dan ook: ‘Waarlijk, u bent de zoon van God.'

Op het einde van Matteüs' evangelie trekt Jezus voor hen de conclusie uit hun belijdenis. Voordat hij hen verlaat zegt hij tegen hen: ‘Alle gezag in de hemel en op de aarde is aan mij gegeven, ga daarom uit naar de hele wereld en doop hen in de naam van de vader, de zoon en de heilige geest.' Het gezag dat hij heeft, wordt op dat ogenblik gewekt in zijn volgelingen van die tijd, en vervolgens in allen die zij op die manier zullen bereiken.

Het woord dat Matteüs herhaaldelijk voor dit gezag gebruikt is exousia. Het is een in staat zijn om angst te overwinnen, de elementen aan te kunnen en het koninkrijk te realiseren. Het is iets dat zo aan allen gelijkelijk gegeven is. Het is pas later - zoals steeds weer gebeurt - dat er verschillen ontstaan binnen een gemeenschap waarin aanvankelijk de leden gelijkelijk in het charisma van de stichter delen. Als Matteüs zijn evangelie schrijft is die neiging er al, ondanks het feit dat Jezus duidelijk stelde dat er onder zijn volgelingen geen heer en meester zou moeten zijn. Wat iedereen gegeven is, wordt gereserveerd voor enkelen. Zo krijg je dan die priester die bang is, dat soort macht te verliezen. En die in zijn angst alle gezag verloor.