Gods liefde

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
We ontmoeten hier in Paulus' brief aan de Romeinen een van zijn persoonlijke ervaringen. De ervaring van Gods liefde voor hem. Het is het soort ervaring waar wij Noord-Europese katholieken vaak niet zo goed raad mee weten. Niet dat we het niet vaak over onszelf hebben. Dat hebben we wel. Maar om het over onze echt persoonlijke ervaringen te hebben, dat is iets heel anders. Als je hier in de Verenigde Staten naar sprekers luistert op de een of andere bijeenkomst van theologen of zo, is het opvallend dat het persoonlijke ele¬ment zo'n aandacht krijgt. Als je uitgenodigd wordt om een voordracht te geven of een artikel te schrijven wordt dat vaak uitdrukkelijk gevraagd. De redacteur van een blad schreef me: ‘Ik houd er van dat bijdragen persoonlijk zijn. Aarzel niet om het woord "ik' ‘ te gebruiken, en gebruik zoveel mogelijk persoonlijke ervaringen die te maken hebben met wat u wilt beweren. Gebruik zo veel mogelijk persoonlijke ervaringen, zelfs als ze niet direct iets met het onderwerp te ma¬ken hebben.'

Paulus zou voor hem een ideale auteur geweest zijn. Dat diens beschrijvingen zo persoonlijk zijn, ontgaat ons soms omdat we zijn brieven te vaak in vrij onpersoonlijke bijeenkomsten gehoord hebben. Zal zijn tekst uit de Romeinen in onze kerken en andere bijeenkomsten dit weekeind zó voorgelezen worden dat de gloed erin overslaat op de voorlezer en op de hoorders? Eigenlijk is het niet de manier van voorlezen alleen die zoiets teweegbrengt.

Iemand vertelde me dat hij een toespraak had bijgewoond van Monseigneur Dom Helder Camara, de door Rome zo vaak in moeilijkheden gebrachte emeritus bisschop van Recife in Brazilië. Hij vertelde me van zijn ervaring. Die was uniek. De zaal zat stampvol. Camara's Engels was erbarmelijk en bijna onverstaanbaar. Hij geraakte verward in de papieren die hij bij zich had. Aan het einde van zijn stuntelend betoog, waar iedereen toch gefascineerd naar luisterde, stak hij in een bijna wanhopig aandoend gebaar zijn twee armen omhoog en zei: "God houdt van ons, van ieder van ons. Ik weet het zeker! Jezus stierf voor ons!" Op dat ogenblik gebeurde er iets in de zaal. Het was alsof het bewustzijn door God bemind te worden tot iedereen doordrong, het was alsof die gloed oversloeg. De aanwezigen - jong en oud - stonden op, begonnen te applaudisseren, omarmden elkaar, begonnen te zingen en iedereen was ten diepste geroerd.

Dat is waar Paulus het over heeft. Hij heeft het over zijn liefde voor Jezus Christus, maar hij heeft het eigenlijk alleen maar over Jezus' liefde voor hem. Die liefde is de grondslag van zijn leven in de meest letterlijke zin. Het is die liefde die ook uitkomt in de lezing uit Jesaja. Een lezing die klinkt als de kreet van een water-, wijn- en melkventer in een oosterse stad: ‘Kom en drink, helder, fris, gekoeld water! De heerlijkste wijn, verse melk, en dat alles voor niets. Gratis, kom en geniet!' Iemand die zoiets roept is niet uit op zaken, het is iemand die verliefd is.

Het is dezelfde uitnodiging die we in Matteüs' tekst kunnen lezen. Maar hier blijft het niet bij de uitnodiging, er wordt door die 5000 mannen - helaas tellen voor de schrijver de vrouwen en kinderen niet mee, voor Jezus doen ze dat wel, want ook die zijn ook allemaal verzadigd op het einde van het verhaal - naar hartenlust gegeten, voor niets.

De reden waarom Jezus deze enorme picknick organiseert wordt ook verteld. Hij heeft diep medelijden met hen. Niet alleen op een exclusief geestelijke, maar op een menselijke manier. Hij houdt van hen zoals ze zijn met hun lege magen op het einde van een voor hen ongelooflijke dag. Je hoort door dit hele verhaal de roep van de venter, of liever van de minnaar of minnares, in die straat bij Jesaja. En je begrijpt door zo'n verhaal waar uiteindelijk al ons leven, al ons drinken, en al ons eten vandaan komt. En ook waarom: om niet, uit liefde, zonder meer, eindeloos.

‘We staan in het leven omdat ons gezegd werd: hier is je leven. Je bent er omdat zonder jou het feest niet compleet zou zijn. Hier is de wereld. Er zullen je goede en beroerde dingen overkomen. Wees niet bang. Ik ben er. Niets zal ons ooit kunnen scheiden. Ik heb je lief. Er is maar één voorwaarde. Zoals ieder ander geschenk dient het door je aangenomen te worden. Zelfs dat aan kunnen nemen is je gegeven' (F. Buechner).