10e zondag door het jaar A (2008)

Beste dorpsgenoten,
"Want vroomheid wens ik, geen offergave, en liefde voor God, meer dan brandoffers." Deze woorden uit de eerste lezing klinken heel duidelijk na in de woorden van Jezus uit het evangelie van Matteüs van deze zondag: "Gaat heen en leert wat het zeggen wil: Ik wil liever barmhartigheid dan offers."
De bisschoppen hebben een brief geschreven aan de priesters over de viering van het sacrament van de eucharistie. Een paar zinnen uit het begin: "In de Eucharistie beleeft de priester zijn diepste zending vanuit Christus, die priester, altaar en offerlam tegelijk is. Door zijn wijding is de priester aangesteld om in de naam van Christus het offer te vernieuwen tot verlossing van de mensen... Daarom ervaart de priester de viering van het misoffer als het hart van zijn roeping en van zijn zending tot verlossing van de wereld."
Deze woorden verdienen hoogst ernstig genomen te worden. En dan zou er uitgelegd moeten worden dat zij stand kunnen houden tegen Gods woord uit het oude testament: "Want vroomheid wens ik, geen offergave." en uit het nieuwe testament: "Ik wil liever barmhartigheid dan offers". Dat zal ik niet proberen want ik ben er zeker van dat de bisschoppen geen tegenspraak zien tussen hun woorden "offerlam" en "offer tot verlossing van de mensen" en de woorden uit de bijbel.
Dan kan iemand de vraag stellen wat meer zal bijdragen aan de verlossing van de mensen: Barmhartigheid of het offer van het Lichaam en Bloed van Christus? En als zo iemand bij het nieuws blijft en weet heeft van Birma, China, het geweld in Afrika, en de opkomende hongersnood her en der, zou hij kiezen voor barmhartigheid. Maar de bisschoppen hebben de verlossing op het oog die bestaat in het eeuwig heil. En die kan alleen bereikt worden door het offer van Christus.
Als ik dit alles overdenk, komt mij voor de geest wat ik gisteren las in de krant: "Ander schilderij ontdekt onder ‘De lachende Rembrandt.' Dat betreft een verloren gewaand zelfportret van Rembrandt. Toen het plotseling opdook op een veiling werd het diepgaand onderzocht voordat het als een echte Rembrandt werd geaccepteerd.
Bij dat onderzoek werd ontdekt dat er ònder dat portret een ander tafereel is afgebeeld.
Wij hebben een portret van God, van Christus, van ons geloof, dat 2000 jaar oud is. Daarin is voor twijfel geen plaats.
Ik stel me voor dat God als een groot kunstenaar nog veel voor ons verborgen heeft gehouden, dat nu pas geleidelijk zichtbaar wordt, dank zij nieuwe mogelijkheden en visies van onze tijd.
Het portret dat de bisschoppen in hun museum hebben hangen, is oud, heel echt en kostbaar, juist als het schilderij van ‘De lachende Rembrandt.' Dat is telkens opnieuw onomstotelijk bewezen door theologie, concilies, encyclieken en eeuwenoude traditie. (Paus Johannes XXIII heeft in dit verband de uitspraak gedaan dat de kerk geen museum is.)
Beetje bij beetje begint nu een ander beeld zichtbaar te worden, met taferelen van een nieuwe wereld, hier op aarde, waarbij het hemelse rijk verbleekt, een nieuwe wereld die gewonnen zal worden door barmhartigheid van mensen.
"Het verhaal is afgelopen. De tijd heeft gewonnen van de eeuwigheid," zoals Kees Fens het zei in een interview.
De aarde heeft het gewonnen van de hemel: de schepper gaat op in de schepping. Kleine voorbeelden:
De chauffeur die barmhartig stopt met zijn machtige trekker en aanhangwagen om een oude man rustig te laten oversteken, een hond die zijn baasje zegent als hij zijn kop op diens knie laat rusten, een vlinder die even naast iemand komt zitten en een ongekende vreugde oproept. Als de bonte vleugels van die vlinder, zo ontvouwt Gods blijvende nabijheid zich voor een open oog en een gevoelige geest.
En in China en Birma zullen er mensen zijn die hun mondvol eten delen alsof Jezus het hen heeft voorgedaan, iemand zal daar zegenend zeggen: "Wat een geluk dat jij er bent!" en op een vermoeid gezicht zal een glimlach verschijnen als een paar mensen een afdakje delen tegen de regen.
De bisschoppen schrijven over de zending van de priester tot verlossing van de wereld. Heel langzaam en vaak ook heel moeizaam zal al het bestaande en al het levende iets priesterlijks krijgen en tot een godservaring worden, vluchtig of diepgaand, en eerbied en aandacht achterlaten. En zo zal de wereld menselijker worden, de nieuwe verlossing waar we allemaal naar uitkijken.
Staat er in de brief van de bisschoppen misschien nog meer dan ze bedoelden?