Geduld om veel te dragen (ZJ 431)

Puzzelen is patiëntiewerk. Het duurt om alle blokjes ordentelijk samen te voegen. De Argentijnse Natalia Smirnoff dacht aan dit spel bij het scenario van de film Puzzle, waarin zij de kijker meegeeft dat altijd iets ontbreekt. Ze schetst de levensloop van Maria del Carmen uit Buenos Aires, heel vaardig in het puzzelen.

Feestdagen kunnen hectisch zijn. Is het daarom dat Jacobus ons op de derde adventszondag aanmaant tot geduld? Geduld is niet zo gemakkelijk. Kijk eens hoe mensen een verpakking openen en een knoop ontwarren. Anderen hebben meer geduld met mij dan ik met hen. Wanneer westerlingen gras zaaien, zouden ze de dag nadien al aan de grassprietjes trekken opdat deze vlugger zouden groeien. Terwijl de hedendaagse landbouwer en veehoeder tijdens de nacht slapen, waakt hun computer. Volgens westerlingen overdrijven niet-Europese culturen in het gedogen, het wachten en het afwachten.

Geduld heeft een weinig aantrekkelijke kant, vooral wegens de band met het woord ‘dulden’. Dulden is ondergaan, lijden. Dit is niet aangenaam en wij hebben veel redenen om daar tegen in te gaan. Wij willen actief zijn en zelf ons lot in eigen handen nemen. Wij zijn niet graag patiënt. Geduld is niet bedoeld om te talmen, om dingen uit te stellen en te verschuiven naar morgen en overmorgen. Geduld is niettemin erkennen dat de dingen hun eigen wetmatigheid hebben en dat al wat groeit en leeft, tijd vergt.

Advent als tijd van wachten en verwachten doet beroep op ons geduld. Wij krijgen de raad zorg te dragen voor onze ziel en niet sneller te lopen dan onze bewaarengel vliegen kan.

Passiviteit, een levenshouding?

Het leven verloopt in de tijd. In een boek voor plusvijftigers schreef Edith Cardoen in de vorige eeuw: “Vandaag de dag is overgave aan het leven moeilijker dan ooit. We hebben immers geleerd ons leven zelf in handen te houden, eigenmachtig te beslissen, voor niets of niemand uit de weg te gaan, niet te vertrouwen op de dragende krachten van het leven. Tot we ineens voor een moeilijke situatie komen te staan waar we niets aan kunnen veranderen. Wie dan het geloof mist dat achter beklemmende ervaringen een zin schuilt die wellicht in de toekomst zal duidelijk worden, zal niet in staat zijn die negatieve ervaring constructief te integreren” (Edith Cardoen, Niet meer jong. Nog niet oud. Leven na vijftig voorbij, p. 114). Groeien in passiviteit lijkt haar een van de belangrijkste opdracht van een mens tijdens de late rijpingsjaren. “Geestelijke passiviteit bestaat erin ontvankelijk te zijn voor wat van elders komt, voor wat we niet in handen hebben, open te staan voor wat we niet begrijpen, afwachten voor wat we niet weten. Zo groeit het bewustzijn dat alles gegeven is. Dat ik er ben, wie en waar ik ben, dat alles is gave. Wie het leven als gegeven mag ervaren, weet dat hij er ‘mag zijn’ zonder zijn bestaan voor allerlei prestaties te moeten verantwoorden” (Op. cit. p. 125-126).

 

Geestelijk leven is niets anders dan wat Karl Rahner noemt: “de geduldig volbrachte overgave aan de schamelheid en zwaarte des levens.”

 

De Heer van het grote geduld

Jezus had niet het ongeduld van iemand die onmiddellijk resultaat beoogt. Zijn verwachting ademde in een ‘grote gelatenheid’ (Jörg Zink). Hij sprak over het Rijk Gods met voorbeelden uit het dagelijks leven: een zaaier die zaad uitstrooit, een vrouw die bakt, een andere die zorgvuldig het huis doorzoekt naar een verloren voorwerp. Dit zijn activiteiten die tijd vergen.

 

Het geduld speelt mee in de voorbeelden van bekeringen, die de Heer in zijn gelijkenissen geeft. Het geduld van de herder zoekt en vond het verdwaalde schaap. Ongeduld zou wellicht niet naar één schaap hebben omgezien, maar geduld getroost zich de moeite op zoek te gaan. De verloren zoon wordt weer opgenomen door het geduld van de vader de hem kleedt en spijzigt en verdedigt tegen het ongeduld van zijn woedende broer” (Tertulianus). In gans het leven van Jezus is Gods geduid werkzaam en grijpbaar.

 

In onze omgang met de Kerk is geduld onontbeerlijk. Tot op hoge ouderdom blijft Hans Küng (1928) hopen op een wereldwijde oecumene. Hij blijft hopen op de eenheid in verscheidenheid van de kerken. Hij hoopt op vrede tussen de religies en op een echte gemeenschap tussen de volkeren. Spero unitatem ecclesiarum, spero pacem religionum, spero communitatem nationum. Hij weet dat de weg daarheen lang en moeizaam is en dat dit geduld vraagt. In 2013 verscheen het derde en laatste deel van zijn biografie onder de titel Erlebte Menschlichkeit. De hervorming in kerk en wereld ligt hem nauw aan het hart. Hij blijft zwaar inbeuken tegen het Romeinse instituut en is het strijden niet moe. “Wir Reformbereiten und ökumenischegesinnten stehen nicht auf verlorenene Posten –aber wir brauchen viel, viel Geduld. Nicht in der Form der trägen kurialen ‘Pensiamo in secoli – wir denken in Jahrhunderten’ , sondern mit dem langen Atem und der starken Energie deren, die wissen dass der Weg unüberschaubar und jedenfalls mühselig ist, aber um des Zielens willen das Gehen lohnt” (op. cit, p. 111-112).

 

Momenten van begenadiging en bekering gebeuren niet op ons commando, maar wanneer God ze aanbiedt. Frère Roger van Taizé zei eens tot jongeren: “Jullie willen dat de Kerk jullie begrijpt, heb op jullie beurt begrip met haar.” Zijn een aantal ontgoochelingen bij een ondertussen ouder geworden generatie, die blij was met het concilie, niet te wijten aan het feit dat we te vlug resultaat wensten? Dit mag geen pleidooi zijn om traagheid en luiheid goed te praten onder de mom van geduld en om geen beleidsplannen op te stellen en ze uit te voeren. Geduld is geen synoniem voor immobiliteit. “Hoffen und Harren macht manchen zum Narren.” Na de tweede wereldoorlog dook een verhaal op over een soldaat op wacht. Zij hadden hem vergeten op zijn post. Hij bleef daar dagen staan zonder dat hij afgelost werd (Pastorin Elisabeth Tobaben, Göttinger Predigten).

 

Gebrek aan geduld kan verklaren waarom we anderen aanklagen en waarom wij zeuren. Daarom vermaant Jacobus zijn lezers: “Klaag elkaar niet aan.”

Geduld mit andern ist Liebe, Geduld mit sich selbst ist Hoffnung, Geduld mit Gott ist Glaube.” (Adel Bestavros).

Antoine Rubbens

.