1e zd Advent A (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 194 niet laden

OPENINGSWOORD

Broeders en zusters, welkom.
- iets over de geluidsinstallatie
- de kachel

Het is vandaag de eerste zondag van de advent. Wij gaan nu de eerste kaars aansteken. Er brandt een klein goddelijk lichtje in de duisternis van onze wereld. En... er komen nog meer kaarsen. Het licht zal steeds sterker worden.

Verwachten wij dat er ook in de Kerk en in de wereld méér licht zal komen? Gaan wij betere tijden tegemoet? Misschien niet direct morgen, maar volgend jaar of over drie jaar? Zijn wij hoopvolle mensen?

Het is goed, heel goed zelfs, dat wij hier in de kerk samenzijn. De kerk is de plaats bij uitstek waar wij God kunnen eren, zijn genade kunnen ontvangen. Maar op de weekdagen moeten wij allemaal zoveel mogelijk meewerken aan de komst van het Koninkrijk van God. Niet passief afwachten of God en andere mensen iets doen, maar zelf de handen uit de mouwen steken. God verwacht niet alleen dat wij zijn geboden onderhouden, maar ook dat wij naar vermogen actief meewerken. Als wij leven en werken overeenkomstig ons geloof, kan er nu al iets heel moois gaan gebeuren.

Vragen wij God in deze viering om geloof in zijn liefde en kracht. Vragen wij vergeving voor ons gebrek aan daadkracht.

OPENINGSGEBED

Laat ons bidden. God, onze Vader, van U zijn de eeuwen en de tijden, de dagen en de nachten. Laat niet toe dat wij leven alsof wij niets meer te verwachten hebben. Wek in ons hart een heilzame onrust omwille van het uur waarop uw Zoon zal wederkomen, Jezus Christus, onze Heer. Die met U leeft en heerst ... .Amen.

PREEK

Als je een beetje bekend bent met de geschiedenis van het Joodse volk, dan weet je dat de Joden veel slechte tijden hebben gekend en weinig goede. Eén keer hebben ze zelfs 400 jaar lang in Egypte in slavernij geleefd en kort nadat zij bevrijd waren, moesten zij - door eigen schuld, toegegeven - 40 jaar lang door de woestijn zwerven. Later zijn de Joden nog de nodige keren in ballingschap weggevoerd, omdat zij afgoden hadden aanbeden en wat de Joden in de 2e Wereldoorlog is aangedaan zit ons allemaal nog vers in het geheugen.

Maar bijna altijd waren er in die beroerde omstandigheden mensen met een visioen, een droom over betere tijden, over een betere toekomst. Die mensen noemen wij profeten. Het waren dienaren - of dienaressen - aan wie God zijn toekomstplannen bekend maakte. Het waren mensen, die vaak voor gek werden versleten, omdat zij in de meest donkere tijden over licht durfden te praten.

Jesaja was ook zo'n man met een droom. In de eerste lezing van vandaag zegt hij het volgende: Op het einde der dagen zal de berg, waarop de tempel van de Heer staat, oprijzen boven alle andere bergen. Alle volken zullen erheen stromen en talloze naties erheen trekken. Jesaja geloofde - o.g.v. Gods eigen woorden - dat Jeruzalem eens het centrum van de wereld zal worden en dat alle mensen erheen zullen trekken om de God van Israël te aanbidden als de enige ware God.

"Hoop doet leven", zeggen wij allemaal weleens. En het is waar: als wij niet meer kunnen hopen, gaat het vlammetje in ons hart langzaam aan uit. Een volk, dat geen visioenen meer heeft, geen dromen of idealen, zo'n volk is na verloop van tijd opgebrand, uitgeblust, tot niets meer in staat.

De vraag is daarom vandaag: Hebben wij - Gods volk onderweg - nog een visioen, een droom, een ideaal om naar toe te leven? Zien wij ergens naar uit? Of zeggen wij: De kerken raken toch nooit meer vol, de tijden worden niet meer beter? M.a.w., hebben wij het opgegeven?

Broeders en zusters, in deze adventstijd roept de Kerk ons op tot waakzaamheid. Zij vraagt ons om de mogelijkheid dàt er iets bijzonders gaat gebeuren open te houden. Zij vraagt ons zelfs om alvast zelf aan de slag te gaan. Niet wachten en stilzitten, maar handen uit de mouwen en alvast gaan werken aan de komst van het Koninkrijk Gods.

In onze maatschappij zijn veel mensen op een bepaalde manier waakzaam, want voordat je het weet is je fiets weg, je bovenraam opengebroken en je betaalpasje verdwenen. Grootwinkelbedrijven hebben overal camera's hangen, die de klanten in de gaten houden en verkopers van alarminstallaties doen goede zaken.

Maar hoe waakzaam zijn wij op wíe wij zijn, op hoe wij leven? Zijn wij waakzaam op ons christen-zijn? Zien wij er op toe, dat wij steeds als christen leven, spreken, denken? Waken wij over ons gelovig-zijn? Of leven wij maar een beetje lukraak, ik ga naar de Kerk en bid en doe niemand kwaad en het zal dus wel goed zijn? De mensen in de tijd van Noach - en waarover Jezus Christus in het evangelie van vandaag vertelt - die gingen ook maar door met hun bezigheden - eten, drinken, trouwen, enz. - totdat plotseling de zondvloed kwam en de mensen werden weggerukt.

Beste medegelovigen, wij hebben soms mooie dromen over hoe het in onze Kerk en in onze maatschappij beter kan. Over hoe het thuis en op het werk beter kan. Wij mogen erover dromen. En... dromen zijn niet altijd bedrog. Met Gods hulp kan een droom werkelijkheid worden. De Kerk vraagt dat wij in deze adventstijd kijken naar onszelf: wat zou ìk nu kunnen verbeteren aan de Kerk en de maatschappij? Wat zou ìk thuis of op school kunnen verbeteren? En dan niet kritisch kijken naar een ander - wat kan hij of zij beter doen - maar kritisch kijken naar jezelf: wat zou ìk beter kunnen doen?

Het leven is vaak druk. Wij hebben weinig tijd om bij van alles stil te staan. Doen wij het in deze adventstijd wel. Zetten wij ons er toe aan om momenten van bezinning te nemen, om onszelf onder de loep te nemen, om onszelf te kunnen veranderen, opdat wij méér liefde kunnen geven aan God en de mensen.

De voorbereiding op kerst is begonnen. Gebruiken wij die korte tijd goed door waakzaam te zijn t.o.v. onze eigen manier van leven.